Flevoland
Oostelijk Flevoland
Als we de Wieringermeer als polder nummer één rekenen en de Noordoostpolder als nummer twee, dan is Oostelijk Flevoland de derde droogmakerij (polder) uit het rijtje van Lely.
Lely had overigens zelf een heel andere volgorde in gedachte. Vanwege de slechte economische omstandigheden van de jaren ’30 en de oorlogsjaren werd daar meerdere malen van afgeweken. (zie plaatje hieronder) Er is zelfs gesproken over het volledig stoppen van het project.
Cornelis Lely heeft ook niet veel van de uiteindelijke realisatie mogen meemaken. Hij is overleden in 1929, dus nog voor de Afsluitdijk gereed was.
De plannen van Cornelis Lely waren voornamelijk landaanwinning voor de landbouw. En vissers moesten plaats maken voor boeren. Zelfs het ontwerp van de polders was afgestemd op deze agrarische focus. Het doel van de Zuiderzeepolders was het creëren van extra landbouwgrond, waardoor het bestaande areaal met tien procent werd uitgebreid.
Het pan was om de complete polder Oostelijk en Zuidelijk Flevoland in één keer te realiseren.
Vanwege geldgebrek is er voor gekozen om het in twee etappes te doen. Eerst Oostelijk- en later Zuidelijk Flevoland. Vandaar de tijdelijk tussendijk, de Knardijk. Naar verluid is deze dijk met hulp van Amerikaans geld aangelegd.
- Op 13 september 1956 werd de ringdijk om de polder Oostelijk Flevoland gesloten.
- In november van datzelfde jaar werd het gemaal Wortman bij Lelystad in bedrijf gesteld en eind juni 1957 volgde de officiële “droogverklaring”
Minder de focus op landbouw
De Wieringermeer en de Noordoostpolder werden ingericht als landbouwgebieden.
Maar bij Oostelijk en Zuidelijk Flevoland verschoof de prioriteit.
Werd in de Wieringermeer en de Noordoostpolder nog circa 87 % van de grond toegewezen aan landbouw, in Oostelijk Flevoland daalde dit percentage naar 75, terwijl in Zuidelijk Flevoland slechts 50% van het oppervlak voor agrarisch gebruik werd gereserveerd.
Deze polder heeft een grootte van 540 km². De ontwikkeling gebeurde door de Rijksdienst voor de IJsselmeerpolders (RIJP).
Was de standaardkavel in de Noordoostpolder nog 24 hectare, in Oostelijk Flevoland werd deze toe tot zo’n 45ha.
Nu wel een randmeer.
De Noordoostpolder lijkt aan het oude land te zijn geplakt.
De Noordoostpolderdijk kan je zien als een halve cirkel, van Lemmer naar Vollenhove, aansluitend aan het vaste oude land. Dat was goedkoper, maar had en heeft vervelende consequenties. Door het lage grondwaterpeil van de polder verdroogden plaatsen als Kuinre. Het Rijk betaalde schadevergoedingen aan de gedupeerde boeren op het oude land. Het is daarom, dat men bij de aanleg van Oostelijk en Zuidelijk Flevoland een randmeer heeft laten bestaan
Oostelijk Flevoland wordt omgeven door: het Ketelmeer, het Vossemeer, het Drontermeer, het Veluwemeer (de Randmeren), de Knardijk en het IJsselmeer.
Dorpenplan – 11 dorpen
Lelystad is de grootste plaats. Daarnaast Biddinghuizen, Dronten en Swifterbant.
Oostelijk Flevolland telt dus slechts 4 dorpen. Oorspronkelijk wilde men Oostelijk Flevoland inrichten zoals de Noordoostpolder: één middelgrote kern en kleinere dorpen eromheen.
Achterliggende gedachte was destijds dat de polderbewoners zich vooral per fiets zouden verplaatsen. Iedere boerderij moest dus op fietsafstand van een dorp liggen, zodat de mensen makkelijk gebruik konden maken van de voorzieningen in het dorp.
Net zoals er in de Noordoostpolder een 5,6,en 10 dorpenplan is geweest, had ook Oostelijk Flevoland zijn dorpenplannen.
Echter; het autobezit steeg in de jaren vijftig explosief.
Bovendien nam, door de landbouwmechanisatie, het aantal landarbeiders af. Voorzieningen op fietsafstand van de boerderijen waren niet langer nodig.
In 1959 werd het aantal dorpen teruggebracht naar vijf: Dronten, Biddinghuizen, Swifterbant, Larsen en Zeewolde. In 1963 werd Zeewolde geschrapt, in 1965 verdween ook Larsen van het tableau.
Van de geplande plaatsen Larsen, Roggebot, Abbert, Bremerberg, Hoophuizen of Burchtkamp is op het internet niet veel meer over te vinden.
Namen van plaatsen en wegen zijn vaak afgeleid van plaatsen op het oude land, zoals dat ook in Noordoostpolder het geval is: Dronten (polder Dronthen bij Kampen), of de Bijsselseweg in Biddinghuizen (Hoge Bijssel of de buurtschap Lage Bijssel in de gemeente Elburg).
Gemeenten
De provincie Flevoland telt 6 gemeenten
De gemeente Zeewolde (Zuidelijk Flevoland) valt een klein stukje binnen het gebied van Oostelijk Flevoland.
- In de Noordoostpolder
- gemeente Noordoostpolder
- gemeente Urk
- In Oostelijk Flevoland
- gemeente Lelystad
- gemeente Dronten
- In Zuidelijk Flevoland
- gemeente Almere
- gemeente Zeewolde
Lelystad-Haven
Lelystad-Haven is de oudste wijk van Lelystad. Het is een vroeger zelfstandige kern, in 1951 ontstaan door de bouw van de eerste huizen voor de pioniers die aan de drooglegging van Oostelijk Flevoland werkten op het zogenaamde ‘Perceel P’, later ‘Werkeiland Lelystad-Haven’ . Zo ontstond een kleine nederzetting met een stuurhuis, een kantine die dienstdeed als dorpshuis en houten barakken voor de arbeiders. Voor de ingenieurs waren er stenen huizen, later werden er ook arbeidershuisjes gebouwd.
De wijk telt samen met villawijk Hollandse Hout, Werkeiland, ’t Bovenwater en industrieterrein Noordersluis zo’n 3260 inwoners. Daarmee is het qua inwoners de vierde wijk van Lelystad. Lelystad-Haven heeft ook een wijkwinkelcentrum.
Geschiedenis
De inpoldering van Oostelijk Flevoland begon in 1950 vanaf een zogenaamd werkeiland, gelegen midden in het IJsselmeer. Dit eiland vormde de startplaats voor de aanleg van de dijken rond de toekomstige polder. Hier werd een haven aangelegd en barakken gebouwd voor de dijk- en polderwerkers. Aanvankelijk waren de huisvestingen houten barakken (het Houten Kamp), die vanaf 1951 als woningen voor de nieuwe bewoners fungeerden. Na de watersnoodramp van 1953 werd het werk tijdelijk stilgelegd voor ongeveer zes maanden, aangezien zowel materialen als arbeidskrachten noodzakelijk waren voor het herstel van de dijken in Zeeland.
Tegen 1956, toen de dijken gesloten waren en het gemaal Wortman zijn werk begon, waardoor de polder droogviel, werden er langs de Knardijk – de dijk tussen het werkkamp, het bouwterrein voor het gemaal en Harderwijk – barakken uit Zweden neergezet. Deze barakken waren eerder in Zeeland gebruikt als tijdelijke woningen voor de slachtoffers van de watersnoodramp. De stenen huizen op het eiland waren bestemd voor het personeel van onder andere het gemaal, maar ook voor de politieagenten, sluiswachters en andere functionarissen. In die tijd hadden de straten op het werkeiland geen namen, en de lange straat die het eiland met de Knardijk verbond, werd door de bewoners zelf de Lange Jammer genoemd. De stenen woningen werden Petwijk genoemd, naar de uniformen van de bewoners.
Tussen 1952 en 1953 werden de houten barakken vervangen door stenen woningen (het Stenen Kamp), ontworpen door J.S.O. Meffert. Dit complex, het oudste wooncomplex van Lelystad, werd in 2007 gerenoveerd en geschikt gemaakt voor permanente bewoning. Het is erkend als gemeentelijk monument. De voormalige kantine van het complex heeft nu een horecabestemming gekregen bij Batavialand, en het hotel “De Lange Jammer” herinnert aan de periode van de inpoldering.
Hoe geïsoleerd de bewoners op het werkeiland aanvankelijk waren, bleek in 1954. Een strenge winter maakte dat niemand van eiland af kon en voedsel moest per helikopter worden aangevoerd.
De huizen op het werkeiland zijn in 2007 opgeknapt en verkocht. Daarvoor waren de huizen in bezit van Pension De Lange Jammer. Rond deze tijd zijn ze ook aangemerkt als gemeentelijk monument.
De oude werkhaven is inmiddels een jachthaven (een van de vijf in Lelystad). Sinterklaas kwam een tijdlang ieder jaar in deze haven aan, maar arriveert tegenwoordig in Batavia-Haven.
Een tijdlang vond er een jaarlijkse Kunstmanifestatie plaats op het werkeiland, die veel bezoekers trok.
Knardijk
Nu zijn Oostelijk- en Zuidelijk Flevoland één geheel, één grote polder.
Maar Oostelijk Flevoland was in 1957 als eerste klaar en aan Zuidelijk Flevoland moesten ze nog beginnen. (1959)
Oostelijk Flevoland had dus een tijdelijke buitendijk aan de onderkant nodig. De Knardijk.
Na de realisatie van Zuidelijk Flevoland (1968) was de dijk overbodig.
Het werd een binnendijk, een slapende dijk. Maar nog wel belangrijk.
Behalve dat de Knardijk de historische scheiding tussen Oostelijk en Zuidelijk Flevoland vormt, brengt de Knardijk ook een waterstaatkundige compartimentering van de Flevopolder tot stand. De dijk voorkomt dat bij een dijkdoorbraak de hele Flevopolder onder water loopt. Door het sluiten van de beide sluizen wordt een mogelijke inundatie tot de helft van de Flevopolder beperkt.
De Knardijk dankt zijn naam aan de vroegere ondiepte de Knar in de Zuiderzee.
De Knardijk is 18 kilometer lang en in eigendom van waterschap Zuiderzeeland.
De twee hoofdvaarten in de Flevopolder, de Lage en de Hoge Vaart, lopen van Oostelijk door naar Zuidelijk Flevoland. Waterstaatkundig is het eigenlijk één geheel.
Ze worden door de Knardijk onderbroken door sluizen, de Lage Knarsluis en de Hoge Knarsluis.
De waterhuishouding
De polder was droog in 1957. Om dit land vervolgens geschikt te maken voor bewoning en bebouwing is geen eenvoudige taak. Het blijft de bodem van de zee. Bij een flinke regenbui kan het water niet wegstromen, wat onmiddellijk zou leiden tot grote plassen water. Daarnaast sijpelt er voortdurend water door de dijken, het zogenaamde kwelwater. Onder deze omstandigheden is het onmogelijk om te bouwen of gewassen zoals aardappelen te verbouwen.
Draineren is dan de oplossing.
In de lage, net drooggevallen zeebodem zijn twee diepe hoofdvaarten uitgegraven:
- de Hoge Vaart
- de Lage Vaart
Ingegraven drainageslangen (of buizen) voeren het grondwater af naar greppel, sloot of tocht, wat vervolgens allemaal uitmond in deze twee vaarten.
Op het eindpunt van deze vaart pompt het gemaal het water naar buiten.
Bij Ketelhaven pompt gemaal Colijn het water in het Vossemeer.
Bij Lelystad Haven pompt gemaal Wortman het water naar het IJsselmeer.
Bij Harderhaven pompt gemaal Lovink af naar het Veluwemeer.
In de Noordoostpolder hadden de vaarten en tochten naar alle dorpen ook een duidelijke functie voor het transport over water. (Suikerbieten via binnenschepen)
In Oostelijk Flevoland is dat losgelaten.
Oostelijk en Zuidelijk Flevoland vormen samen één waterstaatkundig geheel.
d-tocht
Zuider-d-tocht, Stern-d-tocht, Klokbeker-d-tocht. Het zijn namen van watergangen in de provincie. Maar waarom zit er een letter d in de naamgeving?
Gemalen
Oostelijk Flevoland wordt drooggehouden door drie gemalen
- Gemaal Wortman in Lelystad Haven
- Gemaal Colijn bij Ketelhaven
- Gemaal Lovink bij Harderwijk
Omdat de polder afloopt is het in twee afdelingen verdeelt.
Het aflopen gaat heel geleidelijk van 2 meter onder NAP tot 4 meter onder NAP.
Om het grondwater op een voor de landbouw geschikte diepte te hebben, zijn de polderpeilen 5 meter 20 en 6 meter 20 onder NAP.
De architect van de gemalen zijn, net als die van de Noordoostpolder Dirk Roosenburg.
Bioscoopjournaal 1957 over het droogvallen van de polder Oostelijk Flevoland.
Kunst
Een helder en no-nonsense overzicht.
Fiets paradijs
Lelystad onderscheidt zich door een gescheiden verkeersinfrastructuur, waarbij fietsers en gemotoriseerd verkeer van elkaar gescheiden zijn. Fietsers maken gebruik van volledig aparte fietspaden, die de hoofdwegen doorgaans via tunnels of bruggen kruisen. Automobilisten rijden via ringwegen rondom de stad en verbindingswegen naar het centrum.
Geen rijexamens
Door deze bijzonder veilige inrichting heeft het Centraal Bureau Rijvaardigheid Lelystad als ongeschikt beoordeeld voor rijexamens. Daardoor moeten inwoners voor hun praktijkexamen – en vaak ook voor een deel van hun rijlessen – uitwijken naar plaatsen als Emmeloord of Harderwijk.
Vriendschapsband
Noordoostpolder heeft een vriendschapsband met Ringerike in Noorwegen.
Emmeloord met Mizumaki in Japan en Tollebeek met Tollembeek in België. (klik hier voor info)
De gemeente Lelystad heeft een vriendschapsband met de Surinaamse plaats Lelydorp.
Tijdens het gouverneurschap van Cornelis Lely in Suriname werd vanaf 1902 de Lawaspoorweg aangelegd. Het toen zo goed als ontvolkte dorpje werd een belangrijke halte, aan deze spoorweg, en ter ere van de gouverneur werd het omgedoopt in Lelydorp.
Lelijkstad
Ze willen het zelf niet horen, maar Lelystad wordt ook wel Lelijkstad genoemd.
Waarom.
Verwarring over naam en plaats Lelystad
Op de eerste ontwerpschetsen van Noordoostpolder werden de dorpen aangeduid met een letter.
Emmeloord was dorp A ; Marknesse was dorp B ; Ens was dorp C.
In Oostelijk Flevoland was er over zowel de naam als de locatie van Lelystad lang verwarring.
Als naam voor Lelystad was in omloop ‘C-kern’ , Flevostad, Flevo en Almere.
Ook over de uiteindelijke precieze plaatsbepaling van de stad was lang onduidelijkheid.
Met de uitlijning van de nieuw te bouwen stad heeft men uiteindelijk een aantal lijnen op de kaart gezet. Een lijn van de Oranjesluizen in Amsterdam naar de vuurtoren in Vollenhove en een lijn van Harderwijk naar Hoorn. Op het kruispunt van die twee lijnen kwam het werkeiland Perceel P. Vanaf dit punt startte de aanleg van de dijken.
In het verlengde van de Knardijk is op 31 oktober 1949 een dukdalf geplaatst als meetpunt alwaar Lelystad gebouwd zou worden. Met het oog op de toekomstige Markerwaard zou het centrum van de stad op de plek van de huidige Bataviastad komen, zodat Lelystad zich over beide polders zou uitstrekken.
In november 1952 vraagt de toenmalige minister van Verkeer en Waterstaat J. Algera een besluit te nemen over de naam.
Met de Zuiderzeeraad werd overlegd en op 30 december 1952 is de naam officieel in de Staatscourant afgekondigd. Gelijktijdig heeft men de naam Afsluitdijk definitief gemaakt. De al behoorlijk ingeburgerde naam Lelydijk was daarmee van de baan.
Oostvaardersplassen
Tussen Almere en Lelystad ligt de Oostvaardersplassen, een relatief jong natuurgebied van ongeveer 56 vierkante kilometer. Dit uitgestrekte moerasland speelt een cruciale rol als overwinterplek voor talloze vogelsoorten en heeft internationale ecologische waarde.
Het gebied bleek een laag punt in de nieuwe polders. Om het laatste water eruit te krijgen is zelfs nagedacht over een extra hulpgemaal.
Oorspronkelijk was op deze locatie een groot industriegebied gepland, maar na de drooglegging van Zuidelijk Flevoland bleek daar aanvankelijk geen directe behoefte aan. Doordat het gebied ongemoeid werd gelaten, kreeg de natuur vrij spel en kon het landschap zich spontaan ontwikkelen tot een ongerepte wildernis. En geven we indirect ook wat terug aan de natuur.
Spookstad
Het ziekenhuis van Lelystad werd zo weinig gebruikt dat de complete vierde etage gebruikt kon worden voor opnames van de tv serie Medisch Centrum West.
Ook het vliegveld van Lelystad is klaar maar ongebruikt.
Maar in Lelystad is er ook een treinstation waar nooit een trein stopt. Een soort spookstation. Station Lelystad Zuid werd in 1988 gebouwd, tegelijk met de Flevolijn, maar alleen als een ruwe constructie. Men dacht toen dat Lelystad aan de zuidkant zou uitbreiden, maar dat is nauwelijks gebeurd. Het station lijkt op de stations Muziekwijk, Parkwijk en Buiten in Almere. Of het ooit echt in gebruik wordt genomen, is onzeker. Om ongelukken te voorkomen, heeft ProRail de trappen en hellingbanen naar de perrons weggehaald.
Dronten spreekt ABN
Volgens een onderzoek uit 1999 van dialectoloog Harrie Scholtmeijer van het Meertens Instituut spreken jongeren uit Dronten het meest accentloze Nederlands van het hele land. Dit komt doordat Dronten een jonge gemeenschap zonder historische taaltradities is. Mensen uit alle hoeken van Nederland vestigden zich er en brachten hun eigen dialecten mee. Om goed met elkaar te kunnen communiceren, lieten ze die dialecten snel achterwege. De eerste generatie inwoners slaagde hier nog niet volledig in, maar de tweede generatie, die in Dronten geboren en getogen was, zette deze ontwikkeling voort. Het resultaat: Dronten werd dé plek waar Algemeen Beschaafd Nederlands het meest natuurlijk werd gesproken.
Slibdepot IJsseloog
Rondom het meest vieze plekje plekje van Nederland is het prachtig.
Slibdepot IJsseloog werd eind vorige eeuw in het Ketelmeer aangelegd om verontreinigd slib permanent te bergen. Het slib zinkt naar de 45 meter diepe bodem van het cirkelvormige depot. Met het zand dat vrijkwam bij het graven van de put zijn twee eilanden aangelegd die zijn ingericht als natuur- en recreatiegebied. Het slibdepot blijft tot zeker 2022 in gebruik.
Swifterbantcultuur (5300 – 3400 v.Chr.)
De rode draad van dit verhaal is in grote lijnen ook toepasbaar op Schokland in de Noordoostpolder.
We weten dat de kaart van Nederland er vroeger heel anders uitzag.
Nog voor de Zuiderzee was dit gedeelte van Nederland droog.
De meeste gebieden waren echter te drassig om te kunnen vestigen, maar in enkele gebieden ontstond in de kromming van de riviertjes De Overijsselse Vecht en de IJssel zgn rivierduin.
Daar op die rivieroevers was al snel permanente bewoning mogelijk.
We hebben het dan over ca. 4900 voor Chr.
Dat is nog voor de Trechterbekercultuur die vooral bekend is vanwege de hunebedden.
Het leven was goed, de temperatuur aangenaam en de visvangst was ruim voldoende.
Langzaam veranderde de cultuur van jager-verzamelaar naar het boerenbestaan.
Rond 3.700 voor Christus begon de zeespiegelstijging in het gebied door te zetten. De bewoners werden hierdoor langzaam gedwongen om weer verder te trekken naar beter bewoonbare plekken. Na 3.400 voor Christus was het gebied helemaal niet meer bewoonbaar.
In de elf eeuwen daarna van 3850 tot 2750 voor Christus bewoonden boerengemeenschappen ons land. Zij grepen op de zandgronden van Zuid- en Oost-Nederland duidelijk in op ons landschap. Zo kapten ze delen van de oerbossen om boerderijen te bouwen en om als brandstof te gebruiken.
Bij opgravingen in de buurt van Swifterbant werden in 1966 resten van die eeuwenoude cultuur ontdekt. Het werd de Swifterbantcultuur genoemd.
Later bleek echter dat Swifterbant niet de enige plek was waar mensen op deze manier leefden. Inmiddels zijn op meerdere plekken in Nederland vondsten gedaan die erop wijzen dat mensen op die plekken op min of meer dezelfde wijze leefden (Schokland). De Swifterbantcultuur is dus alleen vernoemd naar de plek waar de eerste vondsten werden gedaan, maar betreft een grotere groep.
Gemeentewapen Dronten
De paarden werden eerst afgekeurd
Het gemeentewapen van Dronten bevat twee opvallende symbolen: een meerpaal en twee paarden. Wat vertegenwoordigen deze elementen? En wat is eigenlijk de betekenis van een gemeentewapen? We onderzoeken dit samen met heraldicus Ralf Hartemink.
Het symbolisme van de meerpaal en paarden in het wapen van Dronten
Het wapen van Dronten, dat in 1975 werd geïntroduceerd, is rijk aan betekenis en detail. Het meest opvallende element is de meerpaal, die centraal in het ontwerp staat. Deze meerpaal verwijst niet alleen naar een gebruiksvoorwerp voor boten, maar symboliseert specifiek theater De Meerpaal in Dronten. Rondom de paal bevinden zich drie rode ringen, die de drie kernen van de gemeente – Dronten, Biddinghuizen en Swifterbant – representeren.
De zilveren lelie: een gemeenschappelijk symbool voor Flevoland
In het wapen van Dronten is verder een zilveren lelie op een blauw veld te zien, een element dat in alle gemeentewapens van Flevoland terugkomt. De lelie verwijst naar Cornelis Lely, de grondlegger van de provincie, en is een herkenbaar kenmerk in de wapens van alle Flevolandse gemeenten.
De gemeentekroon: een historisch symbool
Bovenaan het schild bevindt zich de gemeentekroon, die eind 19de eeuw werd ontworpen. Dit symbool is in Nederland toegestaan voor alle gemeenten en wordt vaak gebruikt om het officiële karakter van het gemeentewapen te benadrukken.
De paarden: oorspronkelijk afgekeurd, maar nu een symbolisch element
Bijzonder in het wapen van Dronten zijn de paarden, die als schildhouders het wapen omarmen. Deze paarden verwijzen naar het landbouwverleden van de regio. Oorspronkelijk keurde de Hoge Raad van Adel het gebruik van de paarden af, omdat het gebruik van schildhouders alleen is toegestaan als dit een historisch precedent heeft. Omdat Dronten een relatief jonge gemeente is, zonder een directe voorganger, werd het gebruik van schildhouders als ongepast beschouwd.
Echter, Dronten ging in beroep tegen deze beslissing en kreeg uiteindelijk gelijk bij de Raad van State. Deze oordeelde dat het gebruik van schildhouders geen wet is, waardoor de paarden alsnog in het wapen werden opgenomen. Dit arrest maakte het mogelijk voor andere nieuwe gemeenten om ook schildhouders te gebruiken in hun wapens.
Het ontwerp van het gemeentewapen van Dronten
Een gemeentewapen wordt officieel vastgelegd aan de hand van een gedetailleerde tekening. Deze tekening kan door iedereen worden gereproduceerd, zoals gedaan werd door Hartemink, die de tekening van het Drontense wapen maakte. Deze versie werd vervolgens gebruikt voor diverse officiële toepassingen, zoals de borden aan de grenzen van de gemeente.
Het gemeentewapen van Dronten is dus niet alleen een symbolisch herkenningspunt, maar ook een weerspiegeling van de geschiedenis en de ontwikkeling van deze Flevolandse gemeente.
Gemeentewapen Lelystad
Gemeentewapen goud voor dure dijken
Het wapen van Lelystad heeft een bijzondere structuur die doet denken aan een honingraat, wat verwijst naar de dijken die de stad omarmen. De gouden kleur van de dijken symboliseert de hoge kosten die gepaard gingen met de aanleg van de polders. Deze elementen vormen samen een uniek gemeentewapen met rijke betekenis.
Het gebruik van de zilveren lelie
In het midden van het wapen van Lelystad is een zilveren lelie op een blauw schild afgebeeld. Dit symbool is ontleend aan het familiewapen van Cornelis Lely, de grondlegger van Flevoland. In eerste instantie wilde de gemeente dit wapen volledig overnemen, maar volgens heraldicus Ralf Hartemink was dit niet toegestaan. “Je kunt elementen integreren, maar het wapen mag niet volledig hetzelfde zijn,” legt hij uit.
De honingraatstructuur en de symboliek van de dijk
Na de afwijzing van het idee om het wapen van Lely letterlijk over te nemen, werd er gezocht naar een representatie die de geschiedenis van de regio weerspiegelde. De honingraatstructuur werd gekozen om de dijken te symboliseren, die cruciaal zijn voor het ontstaan van de polders in Lelystad. De gouden kleur van de dijk verwijst naar de enorme kosten die gepaard gingen met de aanleg van deze beschermende structuren.
Schildhouders: Zeeleeuwen als symbool voor water en land
Het wapen van Lelystad wordt geflankeerd door heraldische zeeleeuwen, die als schildhouders fungeren. Deze mythische wezens met vissenstaarten symboliseren zowel water als land, een belangrijk kenmerk van Flevoland. De leeuwen representeren de verbinding tussen de zee en het nieuwe land dat door de dijken werd drooggelegd.
Het ontwerpproces van het wapen
Het ontwerp van het wapen van Lelystad werd gerealiseerd door Gerlof Bontekoe (1900-1988), een bekende heraldicus en bestuurder. Bontekoe was verantwoordelijk voor de ontwikkeling van de gemeentewapens van de nieuwe Flevolandse gemeenten. Hoewel het ontwerpen van een wapen door iedereen kan worden gedaan, moet het ontwerp altijd goedgekeurd worden door de Hoge Raad van Adel. Het ontwerp moet voldoen aan verschillende regels, zoals het gebruik van een schild, een eenvoudige uitstraling en het naleven van kleurregels. Zo is het verboden om kleuren zoals goud op zilver of kleur op kleur te gebruiken.
Het wapen als tijdloos symbool
Het gemeentewapen fungeert als een soort tijdloos logo. In tegenstelling tot moderne logo’s, die vaak veranderen, blijft een wapen vaak onveranderd en is het verbonden met de geschiedenis van een plaats. Het wapen vertegenwoordigt een belangrijke identiteit voor de gemeente en wordt teruggevonden op officiële documenten, zoals de ambtsketen van de burgemeester, trouwboekjes, vlaggen en andere gemeentelijke voorwerpen.
Samengevat is het wapen van Lelystad niet alleen een historisch symbool van de regio, maar ook een belangrijk visueel element dat de diepgewortelde band tussen land en water weerspiegelt.