Agrarisch Noordoostpolder
Vanwege de oorlogsomstandigheden en de daaruit voortvloeiende schaarste aan bouwmaterialen vond de eerste uitgifte van boerderijen pas in 1947 plaats. Het tempo waarin de boerderijen in de Noordoostpolder werden uitgegeven, werd over het algemeen niet bepaald door de snelheid waarmee de grond geschikt werd gemaakt voor landbouw, maar eerder door de beschikbaarheid van middelen om de benodigde woningen en bedrijfsgebouwen op te richten.
In de Wieringermeer was al onderzoek verricht naar verschillende typen boerderijen, en het plan was om deze ontwerpen ook in de Noordoostpolder te gebruiken. Daarom waren de eerste 62 boerderijen van het Wieringermeer-type, aangeduid als S6 en Q7. Deze statige gemetselde boerderijen worden vaak cultuurboerderijen genoemd, omdat ze meestal dienden als uitvalsbasis voor de ontginning van omliggende gronden.
Na de oorlog was er een sterke wens om de uitgifte van boerderijen te versnellen, maar de beperkte beschikbaarheid van bouwmaterialen bleek een grote uitdaging. In 1947 ontving de directie van het ministerie 100 Oostenrijkse woningen, waarvan er 75 tijdelijk werden toegewezen als noodwoningen voor de nieuwe pachters. Voor de bouw van schuren moest eveneens een oplossing worden bedacht. Er werd toestemming gevraagd om 100 Nissenhutten uit Engeland aan te schaffen, maar door een tekort aan buitenlandse valuta was dit niet haalbaar. Uiteindelijk slaagde de directie erin om 100 barakken uit een krijgsgevangenkamp in België te verkrijgen.
In 1948 vond er vanwege de aanhoudende schaarste geen verpachting plaats. Ondertussen had het bedrijf Schokbeton uit Zwijndrecht een filiaal geopend in Kampen. Schokbeton, dat in de Wieringermeer al stalramen had geleverd, was in overleg met de directie over prefab woningbouw, hoewel die technologie nog in een vroeg stadium verkeerde. Voor boeren die gebruikmaakten van de zogenaamde “Belgische barakken” en vee hielden, was de beschikbare ruimte echter zeer beperkt.
Om dit probleem op te lossen, werd Schokbeton gevraagd een prefab noodstal te ontwerpen die naast deze houten barakken kon worden geplaatst. Na verloop van tijd ontwikkelde Schokbeton betonnen panelen die eenvoudig konden worden gekoppeld. Dit leidde tot het idee dat deze panelen ook geschikt konden zijn voor de bouw van landbouwschuren. Met steun van de Marshallhulp werd binnen een jaar een geheel nieuw type schuur ontwikkeld. De minister gaf toestemming voor de bouw van honderd prefab schuren, op voorwaarde dat twintig schuren van hetzelfde type traditioneel gemetseld zouden worden.
Aanvankelijk ging men ervan uit dat deze oplossing slechts tijdelijk nodig was en dat er het jaar erop weer voldoende metselaars en materialen beschikbaar zouden zijn. Uiteindelijk bleek echter dat de gemetselde schuren ongeveer 5% duurder waren en circa drie maanden in beslag namen om te bouwen, terwijl een prefabschuur in slechts drie weken kon worden voltooid. Vanwege het grote succes van de prefabconstructies werden deze verder geoptimaliseerd en vanaf een oppervlakte van 24 hectare standaard toegepast.
Voor kleinere bedrijven was een gemetselde boerderij van het Brabantse langgeveltype een goedkopere keuze. Omdat veel kleinere boeren uit Walcheren zich na de oorlog in de polder vestigden, kreeg dit type de naam Zeeuwse boerderij. Alle spanten van de boerderijen in de Noordoostpolder werden geleverd door NeMaHo, de Nederlandse Maatschappij voor Houtconstructies uit Doetinchem.