Gerrit van der Heide (1915-2006)
bron: Batavialand
Gerrit Daniël van der Heide werd in 1915 geboren in Rotterdam, waar zijn vader een herenmodezaak had. Na de basisschool en middelbare school ging hij naar de kweekschool (Pabo). Deze opleiding maakte hij niet af. Van 1938 tot 1941 was Van der Heide werkzaam als redacteur bij het Algemeen Dagblad en als reizend correspondent en medewerker op freelance-basis bij de Nieuwe Rotterdamse Courant.
Als jongen had Van der Heide al een grote liefde voor de natuur en voor natuurbescherming. Tijdens de Tweede Wereldoorlog was hij medewerker van het Bureau Natuurbescherming in Apeldoorn (een onderdeel van het departement van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen) waar hij inventarisatiewerkzaamheden verrichtte ter bescherming van natuurgebieden. Bovendien werd hij ingezet bij het behoud van kunstbezit. Na de oorlog was Van der Heide ook betrokken bij het repatriëren van door de Duitsers geroofde kunst.
In 1946 trad Van der Heide in dienst van het Biologisch-Archeologisch Instituut der Rijksuniversiteit Groningen (BAI, nu Groninger Instituut voor Archeologie). Daar was hij assistent van de befaamde archeoloog en hoogleraar Albert Egges van Giffen. Enige tijd later trad hij in dienst bij de Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek (ROB) in Amersfoort. Vanaf dat moment lag zijn werkterrein in de Noordoostpolder, waar hij de opvolger werd van P.J.R. Modderman.
In 1946 verhuisden Van der Heide met zijn echtgenote naar de pastorie op de Middelbuurt op het voormalige eiland Schokland.
Van 1948 tot 1974 was Van der Heide hoofd van het oudheidkundig bodemonderzoek in de IJsselmeerpolders, als medewerker van de Directie van de Wieringermeer (Noordoostpolderwerken) en later de Rijksdienst voor de IJsselmeerpolders. Hij publiceerde veel over de ontstaansgeschiedenis van het IJsselmeer en over archeologische vondsten die in het gebied waren gedaan. Van der Heide ontwikkelde zich verder tot de voornaamste expert over de scheepsarcheologie in het voormalige Zuiderzeegebied. Hij schreef daarover in het boek Scheepsarcheologie, Scheepsopgravingen in Nederland en elders in de wereld. Zijn meest succesvolle boek, Van Landijs tot Polderland, beleefde een aantal herdrukken.
Het kerkje op de Middelbuurt werd ingericht als archeologisch museum. Op initiatief van Van der Heide kwam ook het Museum voor Scheepsarcheologie in Ketelhaven (Oostelijk Flevoland) tot stand. Beide musea werden door Van der Heide beheerd. In 1954 behoorde hij ook tot de initiatiefnemers van het Geologisch Reservaat P. van der Lijn bij Urk.
In 1974 verhuisden Van der Heide en zijn echtgenote naar het Noord-Hollandse Andijk. Van der Heide werd adjunct-directeur en hoofd van de wetenschappelijke afdeling van het Zuiderzeemuseum in Enkhuizen. Na zijn pensionering vestigde Van der Heide zich in Kallenkote bij Steenwijk.
Bronnen:
‘G.D. van der Heide verlaat Flevoland’, De Flevolander, 31 januari 1974.
‘Archeoloog G.D. van der Heide: Groei van het oudheidkundig werk geen verdienste van mij’, De Flevolander, 7 februari 1974 (interview)
https://vriendenvanschokland.nl/blog/gerrit-van-der-heide-1915-2006