De Delftse School

(ca. 1925-1955)

Waarom

Toen de Noordoostpolder op de tekentafel lag, net voor de Tweede Wereldoorlog, waren in Nederland twee architectuurstromingen actueel.
We stonden eigenlijk op een kantelpunt:

  • Het traditionalisme
    Plattelandsarchitectuur. Huizen van baksteen met rode dakpannen. Niet zo spannend. Maar een groot voorvechter was Granpré Molière, hoogleraar in Delft. Een stroming binnen dit traditionalisme  was de Delftse School.
    De Noordoostpolder, Nagele uitgezonderd, is consequent gebouwd volgens deze behoudende stijl.
  • Het nieuwe bouwen
    is een verzamelnaam voor verschillende moderne bouwstijlen en radicale vernieuwingen. Veel glas, staal en beton. Lelystad.

Emmeloord was daar nog niet aan toe. De keuze viel dus op het traditionele bouwen.

Jammer ?

In zekere zin misschien wel.
In Lelystad hebben ze wel de stap gezet naar het moderne bouwen.
Vol verwachting stroomden in 1967 duizenden polderpioniers naar de nieuwe stad, die het toonbeeld van de moderne stedenbouw moest worden.
En dat heeft niet zo goed uitgepakt. (Lelijkstad)
Daar is de Noordoostpolder voor behoed !
De eerste pannenkoek mislukt altijd.


Wat is het precies.

Een traditionele stijl. Geen fratsen. Bakstenen huizen met rode pannen daken.
Echt Hollands. Nederland was goed in bakstenen bakken. We hadden goede klei.
Het huis van een arbeider was sober, eenvoudig.
De huizen van de betere ambtenaren, dokter en notaris waren groter en met fraaiere baksteen versieringen.
En de officiële gebouwen als een postkantoor of kerk mocht groots.

bomenbuurt - jasmijnstraat-1978.jpg

Jasmijnstraat 9

De Delftse School heeft veel beeldbepalende kenmerken, waaronder:

  • Het vrijwel uitsluitende gebruik van bakstenen
  • Met pannen beklede, hoge hellende daken tussen topgevels
  • Hoge gootlijnen
  • Het gebruik van natuursteen op constructief belangrijke punten
  • Niet te veel opvallen (traditioneel blijven)
  • De vorm wordt bepaald door de functie (eenvoudige woningen, grote publieke gebouwen)
  • Nauwelijks gebruik van decoraties, uitgezonderd siermetselwerk

De Delftse School streefde naar een architectuur die was gebaseerd op universele normen en waarden.
Daarnaast wilde men de traditie van de Nederlandse plattelandsbouw in ere houden.
Deze traditie was een reactie op de Amsterdamse School, die volgens de traditionalisten te decoratief was ingesteld.

De Delftse School:
Een Traditionele Architectuurbeweging
van de 20ste Eeuw

De Delftse School was een invloedrijke architectuurbeweging die in de eerste helft van de twintigste eeuw ontstond, onder leiding van Marinus Jan Granpré Molière, architect en docent aan de Technische Hogeschool van Delft. Deze beweging werd gekarakteriseerd door haar traditionele benadering van architectuur, die zich afzette tegen de modernistische tendensen van de tijd.

Wat is de Delftse School?

De Delftse School wordt vaak gezien als de conservatieve tegenhanger van twee prominente architectuurstromingen uit de interbellumperiode: het Nieuwe Bouwen en de Amsterdamse School. Granpré Molière vond het Nieuwe Bouwen te radicaal en “onbesuisd”, terwijl hij de Amsterdamse School te “wulps” beschouwde. Zijn filosofie benadrukte een sobere, nederige architectuur, waarbij de vorm van een gebouw zijn functie moest weerspiegelen.

Principes van de Delftse School

Granpré Molière stelde dat architectuur geen modeverschijnselen moest volgen, maar een eeuwige waarheid moest uitdragen. In tegenstelling tot de moderne stijl van het Nieuwe Bouwen, die de vorm volledig ondergeschikt maakte aan de functie, geloofde de Delftse School dat een gebouw juist zijn ziel ontleende aan de vorm. Dit principe was vooral zichtbaar in de woonhuizen, die vaak eenvoudig waren van vorm, terwijl publieke gebouwen zoals stadhuizen en kerken juist een monumentaal en indrukwekkend karakter hadden.

De Zeeasterstraat 1947 2

Invloeden en Religieuze Component

De Delftse School putte inspiratie uit traditionele plattelandsbouw, waarbij bakstenen muren en hoge daken de standaard waren. Granpré Molière’s bekering tot het Rooms-katholicisme introduceerde een religieuze dimensie in de beweging. Hij richtte het Rooms Katholiek Bouwblad op, een belangrijk platform voor de beweging. De invloed van zijn geloof was vooral zichtbaar in de kerk- en kloosterbouw, die vaak gebaseerd was op het vroegchristelijke driebeukige basilica-ontwerp. Toch waren niet alle aanhangers van de Delftse School religieus, waardoor de term ‘katholieke bouwstijl’ niet altijd passend is.

Bekende Architecten en Voorbeelden van de Delftse School

Een van de bekendste voorbeelden van Delftse School-architectuur is het Museum Boijmans van Beuningen in Rotterdam. Dit gebouw, ontworpen door Willem van Tijen en J.H. van den Broek, weerspiegelt zowel het rationalisme van Berlage als invloeden uit Scandinavië, waar men traditionele architectuur combineerde met classicistische vormen.

Een van de meest invloedrijke architecten van de Delftse School was Alexander Kropholler, een leerling van Granpré Molière. Kropholler legde de nadruk op het gebruik van typisch Nederlandse bouwmaterialen zoals baksteen en werkte regelmatig met invloeden van Berlage. Zijn ontwerpen, zoals het Raadhuis Waalwijk, weerspiegelen de monumentale en representatieve stijl die kenmerkend is voor de beweging.

J.F. Berghoef was een andere belangrijke architect binnen de Delftse School. Hij ontwierp onder andere de raadhuizen van Hengelo en Aalsmeer, die beide bekend staan om hun monumentale uitstraling. Daarnaast heeft de Delftse School invloed gehad op verschillende woonwijken, zoals de Naaldwijkse wijk Kruisbroek (1930).

De Invloed van de Delftse School en de Kritiek

Na de Tweede Wereldoorlog verloor de Delftse School geleidelijk aan populariteit, maar de beweging bleef enige tijd invloedrijk, vooral tijdens de wederopbouw van Nederland. Veel opdrachten voor de herbouw van stadskernen werden aan aanhangers van de Delftse School toegewezen. De invloed was ook zichtbaar binnen de overheidsgebouwen, waarbij architecten als G. Friedhoff een belangrijke rol speelden in het behoud van de traditionele bouwstijl.

De invloed van de Delftse School begon af te nemen na het vertrek van Granpré Molière als hoogleraar in 1953. Het erfgoed van de beweging werd later overgedragen aan de Bossche School, een nieuwe architecturale richting die voortbouwde op de principes van Molière, met als belangrijkste exponent Dom Hans van der Laan.

Conclusie: De Erfgoed van de Delftse School

De Delftse School heeft een blijvende invloed gehad op de Nederlandse architectuur, met haar nadruk op traditionele vormen, eenvoud en functionaliteit. Hoewel de beweging niet meer zo populair is als in de beginjaren, blijft het een belangrijk hoofdstuk in de geschiedenis van de architectuur. De indrukwekkende gebouwen en de filosofie achter deze stijl blijven een inspiratie voor hedendaagse architecten die de waarde van nederige en duurzame architectuur waarderen.

Koningin-Julianastraat - Koningin-Julianastraat-1952.png

(AI-SEO)

BOUWSTIJLEN IN NEDERLAND

Bron: www.erfgoedbekeken.nl

Romaans (950 – 1250)

De romaanse bouwstijl is zwaar en massief. De middeleeuwse gebouwen hebben weinig versieringen, dikke muren en kleine ramen. Met boven de ramen en deuren ronde bogen. In Nederland zie je haast alleen nog kerkgebouwen in deze stijl.

Gotiek (1230 – 1560)

De gotiek ontstaat oorspronkelijk in Frankrijk. Vooral kathedralen werden in die stijl gebouwd. Gotische kerken zijn vaak gigantisch hoog, met grote glas-in-loodvensters, spitsbogen en zijn rijk gedecoreerd.

Renaissance (1525 – 1630)

De renaissance ontstaat in Italië. Bij deze bouwstijl wordt teruggegrepen op de klassieke bouwkunst van de Grieken en Romeinen. Nederlandse bouwmeesters gebruiken eerst voor al renaissanceversieringen op hun nog gotische gebouwen.

Classicisme (1630 – 1700)

Bij het classicisme wordt gekeken naar de klassieke oudheid (net als bij de renaissance). Vooral symmetrie en verhoudingen zijn belangrijk. Classicistische gebouwen doen vaak denken aan een tempel.

Lodewijkstijlen (1700 – 1810)

Tijdens de 18e eeuw overheerst de invloed van de Franse architectuur in Nederland. De Lodewijkstijl is een statige bouwstijl die vooral bij stadspaleizen en herenhuizen is toegepast.

Neostijlen (1800 – 1915)

In de 19e eeuw komen de neostijlen op. Er wordt teruggegrepen op eerdere bouwstijlen, zoals het classicisme, de gotiek en de renaissance. De stroming wordt ook wel historisme genoemd.

Jugendstil (1895 – 1915)

Aan het eind van de 19e eeuw heeft men genoeg van de neostijlen, waarbij wordt teruggegrepen op het verleden. Men wilde een echt nieuwe stijl: art nouveau (jugendstil).

Rationalisme (1900 – 1920)

Zo rond 1900 ontstaat het rationalisme. Vooral Berlage is verbonden aan deze stijl. De architect streeft naar vernieuwing in de bouwkunst. Een logische indeling van het gebouw staat centraal.

Nieuw historiserende stijl (1905 – 1925)

Net als bij de neostijlen wordt bij de nieuw historiserende stijl gekeken naar vroeger. De Duitse variant van deze stijl is het bekendst: de Um 1800-stijl. Deze is veel toegepast bij warenhuizen en kantoorpanden.

Expressionisme (1910 – 1930)

Rond 1910 ontstaat in Amsterdam een nieuwe stroming: het expressionisme. In Nederland staat de stijl dan ook vooral bekend als de Amsterdamse School. De verspreiding van de bouwstijl in Nederland is groot.

De Stijl (1917 – 1932)

De Stijl ontstaat oorspronkelijk als kunststroming. Kenmerkend is het gebruik van rechte lijnen en de primaire kleuren, wit, zwart en grijs. Deze beeldende kunst heeft invloed op de architectuur. Architecten zoeken naar een nieuwe, zuivere vorm die puur functioneel moet zijn.

Functionalisme (1915 – 1965)

In Nederland staat het functionalisme beter bekend als het Nieuwe Bouwen of de Nieuwe Zakelijkheid. Functionaliteit stond voorop bij de bouwstijl; de functie van het gebouw bepaalde het ontwerp. En er werden moderne materialen gebruikt, zoals beton, staal en glas.

Nieuwe Haagse School (1920 – 1940)

Zoals Den Haag tussen Amsterdam en Rotterdam ligt, kun je ook de Nieuwe Haagse School precies plaatsen tussen het uitbundige Amsterdamse expressionisme en de Rotterdamse zakelijkheid.

Traditionalisme (1925 – 1965)

Als reactie op het zakelijke functionalisme, ontstaat het traditionalisme. Er is een hang naar het dorpsverleden en er worden weer traditionele materialen gebruikt, zoals baksteen.

Kenmerken traditionalisme

Rond 1925 ontstaat het traditionalisme, waarbij plattelandsarchitectuur centraal staat. Het ontstaat als reactie op het functionalisme. Dus daken worden weer hellend in plaats van plat. En gebouwen weer van baksteen in plaats van beton. Kenmerkend zijn de  eenvoudige vormen, de geslotenheid van de gevels, de zadeldaken en het gebruik van natuurlijke materialen (zoals baksteen, hout en steen). De stijl is veel toegepast bij woningbouw en boerderijen. Maar ook bij kerken, kloosters, raadhuizen en musea.

Delftse School
De voorman van het traditionalisme was M.J. Granpré Molière, hoogleraar aan de Technische Hogeschool in Delft. Zo ontstaat de naam De Delftse School voor de bouwstijl. Granpré Molière heeft veel kritiek op de functionele, strakke Nieuwe Zakelijkheid waarbij historische invloeden uit den boze waren. De hoogleraar haalt fel uit naar deze stroming en pleitte voor architectuur die nederig is. Zijn inspiratie is de 18e-eeuwse plattelandsarchitectuur. Denk aan zware, nauwelijks versierde, bakstenen gebouwen.

Bossche School
Tijdens en na de Tweede Wereldoorlog wordt het traditionalisme vooral toegepast bij de wederopbouw buiten de grote steden. In het Zuiden ontstaat zo de variant Bossche School. In deze architectuur draait het om het creëren van besloten ruimten en om de onderlinge samenhang van de losse onderdelen. Hiervoor wordt alles op getalsmatige verhoudingen gebaseerd.

Shake-hands architectuur
In de jaren dertig worden naast houten kozijnen ook stalen ramen gebruikt in de traditionalistische bouw. Deze poging om oude vormen met moderne materialen te integreren, wordt aangeduid als: shake hands-architectuur. De term verwijst naar de toenadering van het vooruitstrevende kamp (het functionalisme) en het behoudende kamp (het traditionalisme).

Brutalisme (1950 – 1970)

Het brutalisme ontstaat in de jaren 50. Over het algemeen zijn de ‘ruwe betonmonsters’ bij het publiek niet bepaald populair.

Hedendaags (1965 – heden)

Van 1965 tot nu zijn er verschillende bouwstijlen te onderscheiden.