Bijna de dijk opgeblazen ?

Polen aan de dijk 1

Polder bevrijd:’Dykes okay huns away’

In de nacht van 16 op 17 april 1945 verlieten de Duitsers abrupt het eiland Urk, in paniek achtergelaten door de opmars van de geallieerden. Vanuit Lemmer vluchtten nazi’s in boten naar Noord-Holland, terwijl de Canadezen zich een weg naar de dijk baanden.
Daar kwamen ze drie Poolse soldaten tegen, gekleed in Duitse uniformen. Ondanks hun verschijning verklaarden de mannen meteen dat ze niets met de nazi’s te maken hadden. Integendeel, ze stelden zich voor als de redders van de polder.

De Duitsers hadden plannen om de dijk bij Lemmer op te blazen, wat de gehele Noordoostpolder zou onderwater zetten. Maar zover kwam het niet. Het drietal Poolse soldaten beweerde dat zij op het laatste moment de lonten uit het dynamiet hadden getrokken, waardoor de dijk gered was. Het verhaal was echter onwaar, maar werd direct geloofd. Zo ontstond een mythe.

Het verzet in Kampen wist beter. Men was op de hoogte van een afspraak met de Duitse Hauptmann Fritz Jähle om de dijk niet op te blazen. Verzetsstrijder Wiebe Soetendal had zelf gezien dat de springstof in een nabijgelegen schuurtje lag, niet in de dijk.
Het bericht ‘dykes okay, huns away’ (dijken in orde, de Duitsers weg) werd verspreid. Dit was de werkelijke reden dat de dijk gespaard bleef, maar het heldenverhaal van de drie Polen overschaduwde deze waarheid jarenlang.

In de nasleep van de bevrijding werden de Polen geëerd. Tijdens het bevrijdingsfeest in Emmeloord kregen zij de erkenning die hen volgens het verhaal toekwam, en een weg bij Rutten werd naar hen vernoemd: de ‘Polenweg’. Voor de inwoners van de Noordoostpolder waren de Polen de helden die hun land hadden gered. Maar in de jaren 80 kwam historica Carla van Baalen met ander bewijs naar voren, na grondig onderzoek naar de geschiedenis van de Noordoostpolder in de periode 1942-1945.

Van Baalen wees uit dat de verklaringen van de drie Polen niet klopten met wat het verzet had bevestigd. De Polen hadden een eigen belang: als soldaten in het Duitse leger, die de oorlog aan het verliezen waren, was het voor hen van groot belang om zich ineens te profileren als helden. Door zich als redder van de polder voor te doen, hoopten ze steun en bescherming te krijgen van de Nederlanders. Zoals Van Baalen het verwoordde: “Als je op het laatste moment overstapt naar de goede kant, dan is zo’n verhaal over heldendom een manier om je eigen hachje te redden.”

In de jaren 60 bleef het verhaal van de drie Poolse soldaten in leven. In 1966 kwam er zelfs een brief uit Polen, gericht aan het gemeentehuis van Noordoostpolder. De brief, geschreven in het Duits, droeg het woord ‘Bitte’ (alsjeblieft) in grote letters. Het was een smeekbede van de weduwe van een van de Poolse soldaten, die haar man als de grote redder van de polder beschreef. Ze vroeg de gemeente om financiële steun, omdat ze ziek was en geen geld had voor medicijnen. Geïntrigeerd door de brief, begon de gemeente een inzamelingsactie. Kerken, scholen en bedrijven zamelden duizenden guldens in, die naar Polen werden gestuurd.

Jarenlang bleef het verhaal van de drie Poolse soldaten in leven, zelfs nadat het door historici als onwaar werd ontmaskerd. Pas in de jaren 80 trok de gemeente Noordoostpolder haar steun aan het heldenverhaal in, en erkende men het onderzoek van Carla van Baalen als de waarheid over de bevrijding van de polder. Het verhaal dat de Polen ooit tot nationale helden had verheven, werd uiteindelijk vervangen door de feitelijke geschiedenis.

(ai)

De Waarheid 4 mei 1944

DE SLUIZEN VAN DE AFSLUITDIJK OPGEBLAZEN

Moet Holland één groot Walcheren worden?

de waarheid 4 mei 1945

SS-troepen hebben de sluizen van de Afsluitdijk opgeblazen. Het Noordzeewater heeft weer vrije toegang tot het IJsselmeer. De Wieringermeer en de Noord-Oost-polder worden met overstroming bedreigd. De bewoners hebben reeds aanzegging gekregen het land op korte termijn te verlaten. Hoe lang zal het nog duren, eer het grote werk van onze generatie volkomen is vernietigd? Het tekent de volkomen waanzin van het fascisme. ledereen, ook de fascistenleiders weten, dat de oorlog verloren is, dat hij snel zijn einde tegemoet gaat. Om hem nog met enkele weken te rekken, hun eigen misdadigersbestaan nog wat te verlengen, schrikken zij niet terug voor maatregelen, die voor Nederland niet minder dan een nationale ramp betekenen. Het water dreigt van alle kanten. De poldergemalen worden stelselmatig stop gezet. De vaarten en kanalen lopen, ondanks de betrekkelijk lage stand van het grondwater over; akkers en weiden staan blank. De rivierdijken zijn ondermijnd, de Nazi’s nemen maatregelen ze op te blazen. Het water rijst naar het hart van Holland.

De fascisten willen van Holland één groot Walcheren maken. Herinnert ge U hun krokodillentranen, die zij over de Britse maatregelen t.o.v. dit eiland vergoten? Maar zij zelve schrikken niet voor zinloze vernietiging van Nederlands dichtstbevolkte provincies terug! Zij schrikken er niet voor terug het grootste cultuurwerk te vernietigen, dat Nederland heeft gewrocht, dat Nederlands roem verspreidde over de aarde als een bewijs, waarin een klein en vreedzaam land groot kan zijn.

Zij laten straks bij hun ondergang slechts een onbewoonbaar, onvruchtbaar moeras achter . . . Naar de grond, die wij met eigen handen aan de zee hebben ontrukt, naar de grond, die wij boven alles liefhebben, strekt het fascisme thans zijn schendende hand uit. Men moet haar tegenhouden 1 Men moet de schier onherstelbare vernieling onzer lage landen voorkomen, hoe dan ook. Tot dusverre vordert de bevrijding van ons land in tegenstelling met de snelle opmarsen in Duitsland slechts langzaam.

Komt niet te laat, bondgenoten ! Want, wat baat bevrijding, als het land er aan sterft]

Hebben de Polen de polderdijk gered?

De plek in de dijk bij de Wieringermeer waar de dijk weggeslagen werd en nu natuur de ruimte krijgt

De plek in de dijk bij de Wieringermeer waar de dijk weggeslagen werd en nu natuur de ruimte krijgt Bert Rosink

We zouden bijna vergeten dat het 75 jaar geleden is dat we bevrijd zijn èn dat onze polder bespaard is gebleven voor inundatie, een lot dat de Wieringermeerpolder op 17 april 1945 wel onderging. Hebben Polen in 1945 de polderdijk gered?

Binnen ongeveer 60 uur stond de Wieringermeerpolder in 1945 na 15 jaar weer geheel onder water met als triest gevolg; vernielde landbouw, huizen en boerderijen. Het zou tot 11 december 1945 duren voordat het water weer was weggepompt. Over de precieze reden van het inunderen zijn de meningen verdeeld; was het strategische belang? Onder andere voorkomen van luchtlandingen geallieerden (dr. L. de Jong, maar ook te lezen op het informatiebord ter plaatse bij het ‘Gat in de Dijk’), was het simpelweg wraak van de bezetter (boek 50 jaar Wieringermeer van Pieter Terpstra), of was het om een vluchtroute veilig te stellen?

Poolse soldaten

Waarbij een combinatie van factoren ook niet valt uit te sluiten. Feit is wel dat de zich terugtrekkende nazi’s regelmatig een spoor van vernieling achterlieten. Hoe dan ook, de schade was enorm. Dat dit lot onze polder bespaard is gebleven zou te danken zijn aan drie Poolse soldaten, al dan niet vrijwillig in dienst bij de Duitse Wehrmacht, die de Noordoostpolder voor inundatie behoed zouden hebben.

Over hoe dit in zijn werk ging verschillen de meningen behoorlijk! Van Co Bolle kreeg ik enkele boeken te leen waarin verschillende versies te lezen zijn, maar een eerste bericht hierover staat al in een krantenartikel van 8 juni 1945, in de Duikhoek, de voorloper van de Noordoostpolder.

‘De Polder in den bevrijdingsnacht’. Er hebben over het optreden van de drie Poolsche soldaten, die in de bevrijdingsnacht den polder zouden hebben gered , verschillende geruchten de ronde gedaan. De een beweerde, dat er hevige gevechten waren geleverd, de ander daarentegen, dat de Polen in het geheel geen belangrijke rol hebben gespeeld. Dat vooral het laatste onjuist is blijkt wel uit het door enkele heeren van den Dienst der Zuiderzeewerken te Lemmer samengestelde rapport.’

In een ander artikel in dezelfde krant staat dat de drie Polen tijdens het bevrijdingsfeest op 31 mei 1945 in het centrum van Emmeloord zijn gehuldigd. Het rapport van de Dienst over de vermeende redding, samengesteld door Ir. J. Laan en H. de Lang is tamelijk uitgebreid en vertelt in grote lijnen dat J. Brillowski, B. Sloma en W. Lipowski wel degelijk een belangrijke rol hebben gespeeld. Dit verhaal zou achteraf verteld zijn door de Polen zelf en is klakkeloos aangenomen.

De Friese Sluis in december tijdens de grote renovatie
De Friese Sluis in december tijdens de grote renovatie Foto: Bert Rosink

Dank

Naar aanleiding hiervan zijn door het Rode Kruis afd. Lemmer en de Directie in Kampen brieven opgesteld (resp. 8 februari 1946 en 20 maart 1946) waarin men zijn dank uitspreekt en gesteld wordt dat er hulp geboden moet worden om de Polen weer zo spoedig mogelijk thuis te krijgen; kennelijk zaten ze bijna een jaar later nog hier?

In het kort komt het artikel er op neer dat begin 1945 met een aantal Duitse militairen vijf Polen meekwamen die gedwongen in het Duitse leger zaten en hun intrek namen in de dienstwoning van het gemaal in Lemmer. Ze hebben getracht het leger zo veel mogelijk te saboteren. Zo hadden de Polen contact met de Dienst Zuiderzeewerken en de marechaussees J. de Ruiter en J. Kuiper. De gaten voor de springstof in de Noordermeerdijk bij de bocht bij Lemmer waren in 1944 al aangebracht. Men werd steeds op de hoogte gehouden over de hoeveelheid springstof en waar die zich bevond.

De Friese Sluis in de Tweede Wereldoorlog
De Friese Sluis in de Tweede Wereldoorlog Archief: Bert Rosink

Springstof

De Duitse soldaten vertrokken op 15 april 1945 van Lemmer naar ‘Holland’. Toen de Duitsers spullen op vrachtwagens laadden voor vertrek volgde Canadees artillerievuur. In de verwarring die ontstond greep Lipowski de lont voor de springstof en verborg het. Er heeft zich volgens het artikel veel meer afgespeeld, dat zich laat lezen als een spannend jongensboek, maar hier komt het ‘helden’ verhaal in grote lijnen op neer.

Het was geen geheim dat de Duitsers plannen hadden om de dijk te laten springen, want in het boek de Duikhoek van de heren Grilk en van Leening staat; ‘Bij Lemmer hebben de Duitschers maatregelen genomen om den polderdijk te kunnen laten springen, als dat noodig mocht worden. Zal de polder onder water komen? Niemand weet het’.

Op 17 april waren de Duitsers vertrokken en is de polder bevrijd, dezelfde dag dus dat de dijk van de Wieringermeerpolder werd opgeblazen. In een in de jaren 70 uitgebracht boekje ‘de Noordoostpolder’ van Willem Boxma wordt de visie van L. Laan en H. de Lang ongeveer overgenomen. In het boek de Noordoostpolder in Bezettingstijd (1984) van Jan Willem Stolk worden de Polen ook genoemd maar dan slechts als informanten voor het verzet en zou een Duits officier (Jähle) moeten worden omgekocht.

Polenweg.
Polenweg. Foto: Bert Rosink

Omkopen

De informatie die Stolk van oud-verzetsstrijder Henk Nijenhuis hierover krijgt komt er in het kort op neer dat men dus eerst wilde proberen de Duitsers met grote sommen geld om te kopen. Twee pogingen om het geld van Engeland naar Nederland te krijgen mislukten. De eerste keer werd het vliegtuig boven het IJsselmeer neergeschoten en de tweede keer viel het bij een overval op het verzet in handen van de Duitsers. Daarna deed het verzet een beroep op de Kamper drankenhandelaar Jan Willem Siebrand. Deze kende Hauptman Frits Jähle al uit Kampen, de verantwoordelijke officier, die nu in Lemmer zat.

Nijenhuis ging met Siebrand mee voor omkoop besprekingen met Jähle. Volgens de inschatting was Jähle al niet blij met de inundatieplannen. Hij noemde de polder; ‘ein wunder für Landwirtschaft’ en dat opblazen van de dijk geen enkel militair doel diende. Het speelde ook mee dat drank wonderen deed in deze, iets waar je Jähle en andere Duitse officieren erg blij mee kon maken. De schrik van zijn leven kreeg Nijenhuis toen Jähle hem op de man af vroeg of hij ‘Freiheitskämpfer’ was.

Toen hij dat stervend van de zenuwen bevestigde kregen ze nog als tip mee om niet met verzetsstrijders een aanval op de springstof vanuit het zuiden te doen; in dat geval zouden ze de dijk opblazen. Bij een aanval vanuit het oude land zouden ze de Duitsers de polder indrijven en dan zouden ze de dijk sowieso niet opblazen. Die aanval is er nooit gekomen maar afgesproken werd dat Jähle 48 uur zou wachten tussen opdracht en uitvoering van het opblazen van de dijk als de aanval er kwam.

Prins Bernhard

Voorwaarde was wel dat Nijenhuis er zorg voor moest dragen dat hij geen krijgsgevangene zou worden; hij wilde hiervoor als bevestiging een telegram van prins Bernhard hebben. Hij deelde mee dat hij een aantal Poolse soldaten bij de actie zou betrekken en deze zouden, als iedereen uit Lemmer was vetrokken, de lading onschadelijk maken. In 2012 geeft journalist Henk de Koning een boek uit dat de titel ‘De Zaak Siebrand’ meekrijgt. Hierin beschrijft hij de dubbelrol die de drankenhandelaar in de oorlog gespeeld heeft.

In grote lijnen wordt hier de visie van Stolk gevolgd; toch zijn er enkele punten van verschil. In dit boek zou de tweede gelddropping bij Heino direct in Duitse handen zijn gevallen, het blijkt hier ook nergens dat Jähle ‘niet blij was met de inundatieplannen’ maar dat Siebrand hem overtuigd heeft om het niet te doen en zou hem nog verschillende keren aan zijn belofte houden. Over het telegram van Bernhard is niets terug te vinden, wel werd toegezegd hem na de oorlog bij de geallieerden ‘in bescherming’ te zullen nemen en dat de ‘Ortskommandant’ in Nederland zou willen blijven vanwege een Fries meisje.

De bocht in de dijk waar gaten waren gemaakt maar waarin de springstof nooit aangebracht is
De bocht in de dijk waar gaten waren gemaakt maar waarin de springstof nooit aangebracht is Foto: Bert Rosink

Canadezen

Terwijl de Duitsers verdwenen blijft Jähle op zijn post en wordt door de BS (Binnenlandse Strijdkrachten) gevangen genomen in afwachting van de komst van de Canadezen. Daarna is nooit meer iets van de man vernomen en ook zijn Friese vriendin blijft een mysterie, aldus het boek. Historica dr. Carla van Baalen (boek Paradijs in Oorlogstijd? 1986) wordt eveneens in het boek van de Koning aangehaald en is bovendien gepromoveerd op het onderwerp van de zogenaamde redding van de polder.

Ze laat er geen twijfel over bestaan dat de bemoeienis van de drankenhandelaar van doorslaggevende betekenis is geweest. Dan komt de naam Wiebe Soetendal nog naar voren, distritscommandant van de BS; in de nacht van 16 op 17 april voert hij een hachelijke onderneming uit. In het donker gaat hij naar de dijk bij Lemmer voor onderzoek, gewapend met een pistool. Hij ondervindt geen weerstand, de Duitsers zijn weg en de dijk is verlaten.

Hij vond 30 gaten in de dijk (andere bronnen hebben het over 3 gaten of 6 gaten) maar de springstof stond zo’n 150 meter verderop. De gaten stonden vol water. Dit verhaal wordt bevestigd ‘De Bevrijding van het Nederlands Onderduikersparadijs’ van Aaldert Pol maar gaat nog verder. ’Nog diezelfde nacht ging Soetendal voor nader onderzoek terug naar de dijk. Hij ontdekte een mitrailleur en pakte het wapen. Toen hoorde hij -nicht schieszen-. Een paar soldaten in Duits uniform kwamen tevoorschijn. Naar bleek, de bewuste Polen. Ze werden ontwapend en vertelden dat ze gedeserteerd waren en nu de dijk bewaakten. Ze repten niet over hun heldhaftig optreden’. (citaat iets ingekort B.R.).

Heldenrol

Uit dit boek blijkt verder nogmaals dat het artikel in de Duikhoek van 8 juni 1945 door Laan en de Lang gebaseerd is op verklaringen van de Polen zelf en dat de heren er niet bij zijn geweest. Was het door de Polen verzonnen om zich te rehabiliteren omdat ze in Duitse uniformen liepen? Andere bronnen vermelden weer dat de Polen zelf ook verbaasd waren dat ze die heldenrol toebedeeld kregen. Hoe dan ook, in 1952 al kwam de Stichting 1940-45 met een rapport waarin wordt gesteld dat de springstof nooit in de dijk heeft gezeten en de lont opgerold in het brugwachtershuisje lag.

De Polen zouden de lont wel op de vrachtwagen geladen hebben die even later wegreed. De ondergedoken Polen werden later gearresteerd. Andere rapporten komen ook uit op de conclusie dat de springstof nooit is aangebracht en in de gaten water stond; de polder is dus niet in gevaar geweest.

Mythe

Merkwaardig is in deze ook dat er nog in 1992 een boekje uitkwam van Pieter Terpstra, zeker geen onbekende, waar het ‘heldenverhaal’ van de Polen weer naar voren komt. De mythe houdt inderdaad lang stand want uit een documentaire die verslaggever Arend Dubbelboer dit jaar voor Omroep Flevoland maakte blijkt uit gesprekken met Carla van Baalen dat de weduwe Anastazja Lipowski (geb. 11 augustus 1906) per brief (2 mei 1966) aan de gemeente Noordoostpolder geld vraagt omdat ze ziek is en in Polen geen pensioen krijgt.

Kerken, scholen en bedrijven zamelen daarop geld in. Dit is het begin van een enorme stroom ellelange brieven! (Haar man is geboren op 24 januari 1905 en in 1951 overleden.)

Brieven

Omdat we bij toeval zelf ook zo’n brief in handen kregen zijn we ons af gaan vragen hoeveel het er dan geweest zijn en het archief van de gemeente Noordoostpolder bood uitkomst. Uit maar liefst 319 A4tjes bestaat een dossier waarin we 58 brieven tellen en verschillende kerstkaarten. Zoals gezegd kwam deze stortvloed op 2 mei 1966 op gang en de laatste brief dateert van 12 februari 1992. De brieven worden vanaf 1989 ondertekend door zoon Henryk.

Wat opvalt is dat het handschrift gelijk blijft. De brieven zijn in gebrekkig Duits geschreven wat op zich niet vreemd is omdat hun Poolse woonplaats Grudziadz eerder in Pommeren lag. De strekking van de brieven is steeds gelijk; er wordt naar geld en/of medicijnen gevraagd ‘bitte, bitte’, of het zijn ‘danke, danke’ brieven. Na de eerste brief werd er een comité opgericht om geld in te zamelen voor de weduwe waar dus de genoemde instanties aan mee deden.

Inzamelingsactie

Hoewel er toen al twijfels waren over het optreden van de Polen (onderzoek 1952) bleef de gemeente erbij vast te houden aan de ‘officiële’ lezing, die van Laan en de Lang. Nadat er door een journalist van het Vrije Volk op 21 juli 1966 naar geïnformeerd werd stelde de gemeente: ‘We willen ons niet verdiepen in de vele verhalen, de officiële stukken noemen de Polen als redders van de dijk en daar houden wij ons aan’. Aldus de chef van de afdeling Sociale Zaken.

De inzamelingsactie heeft succes, in totaal wordt ƒ 2734,21 opgehaald waarvan het grootste deel in geld naar de weduwe is gegaan en ƒ 113,35 daarvan aan medicijnen is opgestuurd. Daarvoor heeft het Rode Kruis al eens goederen opgestuurd en tijdens de huldiging op 31 mei 1945 hebben de Polen per persoon ƒ 125,- gekregen. Op 18 april 1967 heeft de r.k. kerk Emmeloord nog ƒ 125,- gegeven. Er wordt een verzoek ingediend voor een pensioenuitkering van de Stichting 1940-45. Dit wordt afgewezen maar de weduwe ontvangt wel een eenmalige uitkering van ƒ 500,-.

Het volgende wapenfeit is dat ze een maandelijkse uitkering wil van ƒ 120,- op grond van het feit dat de Polen dit ook bij de huldeging hebben gekregen en dat ze hier nu maandelijks recht op hebben. Regelmatig sturen ze dan bewijs mee in de vorm van wat na de bevrijding op schrift is gesteld; twee brieven ‘van hoe ze de polder gered hebben’. Geschreven na aanleiding van het rapport dat Laan en de Lang opgesteld hebben.

Poolse ambassade

Dit zijn echter geen kopieën maar handgeschreven bijlagen zonder een naam eronder in een ander handschrift dan de brieven, in het Nederlands en Engels. Ook dit wordt afgewezen en inmiddels zijn de ministeries van Buza, Biza, Sociale Zaken, evenals de RIJP/Waterstaat, Poolse ambassade, Rode Kruis enz. er al bij betrokken.

Kreeg men bij de gemeente nul op het rekest, dan werd het weer bij een andere instantie geprobeerd of eenzelfde brief werd naar meerdere instanties gelijk gestuurd. Die brieven werden dan weer doorgestuurd naar de gemeente Noordoostpolder zodat die welhaast een extra kracht nodig had om de administratie bij te houden. Gegeven moment werd gezegd dat ze zich bij de Poolse instanties of kerk moesten melden voor hulp en daar de brieven aan bleven houden werd gesteld er niet meer op te reageren.

Tot zoon Henryk met hetzelfde handschrift de correspondentie oppakte en er weer nieuwe afwijzingen volgden. Naar allerlei instanties werden er opnieuw bedelbrieven gestuurd die dan weer doorgezonden werden naar de gemeente met ‘verzoek de behandeling over te nemen’. Het fanatisme was enorm want toen de zoon zijn zin niet kreeg stuurde hij zelfs brieven naar het Nationaal Draaiorgel museum, hotel Mitland, het Spoorwegmuseum en het Universiteitsmuseum, allemaal in Utrecht.

Met een vertwijfelde tekst erbij van de ontvangers werden ze dan weer doorgestuurd naar onze gemeente; want wat moest men ermee? Ongetwijfeld zullen er brieven zijn geweest die naar instanties zijn gestuurd en daar in de prullenbak zijn beland omdat men geen idee had ‘wat ermee te doen’. De nood was in Polen zeker hoog, deze mensen waren ziek en arm, althans dat schijnt de Poolse r.k. kerk op verzoek van het Rode Kruis uitgezocht te hebben.

Officieren

In een uiterste poging vroeg Henryk nog om een lijst met adressen van hoge officieren die er in 1945 bij betrokken zijn geweest! Voorstaande is slechts een kleine greep uit de enorme correspondentie maar geeft in ieder geval een beeld van de jarenlange nasleep die het rapport van L. Laan en H. de Lang mede teweeg heeft gebracht. In één van de brieven heeft Henryk het bewuste rapport nog eens helemaal overgeschreven en erbij gevoegd! Aannemelijk lijkt het dat echtgenote en zoon ook in het heldenverhaal geloofden gezien alle motivaties die erbij gehaald werden.

Naar verluidt is officieel niets meer vernomen van de twee andere ‘redders’; hoewel uit een krantenartikel in het Friesch Dagblad van 1965 en de Leeuwarder Courant uit 1966 blijkt dat er één bij een auto-ongeluk om het leven zou zijn gekomen en de andere in Argentinië bij een boerenbedrijf zou zijn gaan werken, maar dit is niet bevestigd.

Dan vraagt een schrijver zich af of Siebrand wel echt de redder van de polder is of dat inundatie toch niet plaatsgevonden zou hebben. Pol maakt in zijn boek melding van de mening van dr. L. de Jong, dat de bezetter weinig reden had om de polder vol te laten lopen. Bij de Wieringermeerpolder was er strategisch belang, de bevolking kreeg in februari al richtlijnen voor evacuatie maar ondanks dat kwam toch slechts kort van te voren de waarschuwing.

Vrees voor opblazen dijk

In de Noordoostpolder zijn die richtlijnen niet gegeven hoewel er wel degelijk de vrees bestond dat de dijk opgeblazen zou worden. De afgeraden opmars vanuit het zuiden, zoals door Jähle geschetst, was strategisch gezien ook niet denkbaar (met het pontje bij Rampspol?). Toch lees je dan weer in een interview (datum helaas onbekend) dat journalist Egbert Voerman met oud-verzetsman Marinus van der Weele had dat er een Canadese afdeling was die zich niet aan deze afspraak wilde houden en alsnog door de polder naar Friesland wilde trekken.

Polenweg

Dan kom je in een boek de vraag tegen of Jähle een spelletje gespeeld heeft, of dat Siebrand de mensen bij de neus heeft genomen? Toch dan ook weer onzekerheden met het enige zekere feit dat de polder een Polenweg heeft dankzij Sloma, Lipowski en Brillowski ongeacht wat hun rol ook moge zijn geweest! Saillant detail; de polder kent ook een Hannie Schaftweg. Een Haarlemse verzetstrijdster die door de nazi’s in de duinen van Overveen op dezelfde 17de april nog vermoord is.

Note bij de foto’s; twee gaten zijn er in de Wieringermeerdijk geslagen door het binnenstromende water zijn twee diepe putten ontstaan van 20 en van 26 meter diep dat nu natuurgebied is. De dijk is dus niet gerepareerd, een nieuw stuk is eromheen gelegd. Op de andere foto; de bocht in de dijk bij Lemmer waar wel gaten waren aangebracht maar de springstof nooit heeft ingezeten.

bron: Bert Rosink • • Noordoostpolder