- Titel: Dorpsgemeenschap
- Kunstenaar: Theo Mulder (1928 – 2017)
- Plaats: Kraggenburg Voorststraat
- Materiaal: Natuursteen
- Geplaatst: 1977
Over het kunstwerk
Dit werk staat symbool voor het vormen van een dorpsgemeenschap door mensen uit verschillende streken in Nederland.
Uitgangspunt is het verbeelden van samenkomst en verbondenheid.
Van alle kanten is contact met de buitenwereld en toch is er sprake van beslotenheid doordat de daken het samenvoegen tot een geheel.
Het werk is gemaakt van Ettringer Tufsteen en weegt 1800 kg.
Over de kunstenaar
Theo Mulder geboren in 1928 te Haarlem, liet zich voor dit kunstwerk inspireren door het samenkomen van allerlei verschillende bevolkingsgroepen in de polder. Mulder laat zich inspireren door zijn directe omgeving, het leven op het platteland. Vanuit onvrede met het kunstonderwijs in Haarlem richtte Mulder met een kleine groep beeldend kunstenaars, een eigen ‘schooltje op, later met de naam Ateliers ’63. Naast Mulder behoorde Mari Andriessen (beeld van ing. Lely aan de Afsluitdijk en kopie in Lelystad), Nic Jonk (o.a beeldhouwwerken in Emmeloord en Lelystad), Ger Lataster en Wessel Couzijn tot de oprichters.
Wikipedia over Tho Mulder:
Theo Mulder is geboren en getogen in Haarlem, de stad waar ook beeldhouwer Mari Andriessen woonde. Mulder was leerling van Andriessen, met wie hij later bevriend raakte. Mulder was samen met hem betrokken bij de oprichting van Ateliers ’63, een progressieve kunstopleiding in Haarlem en bij de tachtigste verjaardag van Andriessen schreef Mulder de inleiding van het gedenkboek.
De onderwerpen van Theo Mulder komen vaak uit zijn directe omgeving: dijkwerkers, boeren, vechtende hanen en rotganzen, zaken die verbonden zijn met het leven op het platteland. In 1960 kreeg Mulder de opdracht voor het herdenkingsmonument: ‘De goede Herder’ Den Burg op het eiland Texel.
Twaalf werken van Mulder staan in Haarlem, onder andere bij de Amsterdamse Poort. Ander werk van hem staan op het voormalige eiland Wieringen en in de gemeente Anna Paulowna. In Bergen is het werk van Mulder “indirect” te zien: het beeld dat Mari Andriessen van Adriaan Roland Holst maakte, werd door Mulder tot het huidige formaat vergroot. In Haarlem staat in de tuin van het Provinciehuis aan de Dreef het Dakoto monument, ter herdenking van de Dakotaramp.
Mulders stijl laat zich omschrijven als: lyrisch, figuratief.
NECROLOGIE THEO MULDER NRC 2017
Geduldig op zoek naar het paradijselijke
Theo Mulder (1928-2017) voelde zich pas op latere leeftijd vrij te beeldhouwen zoals hij het zelf wilde. Zijn werk kom je in Nederland overal tegen.
Er staan tientallen beelden van Theo Mulder in Nederland. Op pleinen en in parken; voor scholen en kerken en gemeentehuizen. Het zijn veelal figuratieve voorstellingen, enigszins geabstraheerd. Dieren bijvoorbeeld, grutto’s en ganzen, vogels die hij eindeloos heeft bestudeerd en geteld in de weilanden, want hij was behalve beeldhouwer ook vogelaar en fotograaf. Mulder maakte veel werken in opdracht, onder meer het monument ter herdenking van de vliegramp met een Dakotatoestel dat op 25 september 1996 na motorpech in de Waddenzee stortte.
„Lyrisch expressionistisch” noemde Mulder zijn werk wel eens. Niet dat we aan zulke woorden te veel betekenis moesten hechten, want ‘Mul’, zoals hij werd genoemd, schuwde vaste uitdrukkingen, zo veel is duidelijk uit de films die over hem zijn gemaakt. Mulder spreekt voorzichtig, langzaam, tastend, alsof hij de woorden uit steen hakt. In de documentaire ‘Mul’ van Tijs Tinbergen en Jan Musch zwoegt hij op een beeld van rotganzen, in korte broek en op sandalen mompelend dat hij zoekt naar een „impressie” of „illusie” van ganzen. Om eraan toe te voegen: „Ach God, het wordt zo gauw geouwehoer als je erover gaat praten.”
Mulder werd in 1928 geboren in Haarlem en overleed op 8 maart in Laren. Vriend Piet Zomerdijk noemde hem op de uitvaart onder meer „veelzijdig, handig, egocentrisch, humorvol, soms gemakzuchtig, causeur, charmeur, romanticus, amateur-psychiater, ras-verteller, onverschrokken en slordig”. In zijn laatste weken werd Mul veelvuldig bezocht door zijn vier kinderen, en door hun moeder, Mieke Holt, van wie hij in de jaren 70 was gescheiden. De kinderen bleven achter bij hun moeder in Haarlem, Mul vertrok naar een boerderijtje even buiten Hippolytushoef. Het huis, vlakbij de Waddenzee, had het gezin ooit gekocht als vakantiewoning, met de opbrengst van de verkoop van een ergens opgedoken Atlas van Blaauw. Mul zou na zijn scheiding nog vele amoureuze relaties aangaan. Tinbergen: „Mul was niet zomaar een beeldhouwertje. Hij was een universeel, groot mens. En een womanizer.”
Mulder is geen wereldberoemd beeldhouwer geworden. „Hij heeft zelf de periferie opgezocht”, zegt zijn oudste zoon Floris. Een man die zich snel in het nauw gedreven voelde door opinies en dogma’s van anderen, zéér op zijn eigen vrijheid gesteld. „Hij leefde bij de dag. Hij fietste overal doorheen”, zegt zijn jongste zoon Gijs. Mulder zei altijd veel te hebben opgestoken van zijn leermeesters op de Amsterdamse Rijksacademie, maar óók jaren te hebben gezucht onder de idee dat je ernstig en „met gefronste wenkbrauwen” meesterwerken moet maken. Pas op latere leeftijd voelde hij zich vrij het werk als een „spel” te zien. „Toen begreep ik dat ik om beelden te maken zoals ik het wilde, het gevoel moest hebben dat ik had toen ik als jongetje aan het spelen en knutselen was”, zegt hij in een boek over hem.
Hij kwam uit een geheel niet kunstzinnig milieu – zijn vader was bankbediende – en werd beeldhouwer onder invloed van twee mannen: zijn broer, die een zeer levendige fantasie had en met wie hij als kind onafscheidelijk was, en Mari Andriessen, de dertig jaar oudere beeldhouwer die hij in de oorlog leerde kennen, maker van De Dokwerker in Amsterdam. Andriessen introduceerde hem bij kunstenaars en Mul was vaak aanwezig bij gesprekken in Andriessens atelier. Zoals toen de jonge, beeldhouwende Beatrix op bezoek kwam, met Claus. „Heel informeel was ze”, zegt Mul in een documentaire . „Ze zei de gekste dingen.” Hij haalt herinneringen op aan een sessie op kasteel Drakensteyn, waar Beatrix en Andriessen voor elkaar poseerden. Een bezorgde Andriessen zag Beatrix „aan de klei graaien” en vroeg of hij wellicht wat aanwijzingen kon geven. Wat volgde was volgens Mul een „barse afwijzing” met de woorden „Dat kunt u wel doen maar daar luister ik toch niet naar”. Mul: „Maar het was geen barse meid, hoor. Ze luisterde behoorlijk goed.”
Gevraagd naar zijn thematiek noemde Mul graag de „onvervulbaarheid” van de liefde, de „hunkering” naar paradijselijke liefde en ook wel de merkwaardige levensdrift van mensen en dieren die uiteindelijk toch allemaal op weg zijn naar de dood. „Ik ga de dood steeds meer ervaren als een bevrijding”, zegt hij in een radiointerview van twintig jaar geleden. Om er meteen weer aan toe te voegen: „Maar ik heb wel veel lol in mijn leven, hoor.”