Vogelbuurt en Nijverheidsbuurt

Vogelbuurt

Voor de nieuwe straten ten zuiden van de Lange Dreef laat men in 1950 het oog vallen op namen van vogels die in de vroegste fase van de polder, dus als pioniers, aanwezig waren.
De Landbouwkundige Afdeling van de Wieringermeerdirectie wordt om raad gevraagd en uit de ontvangen suggesties maakt men zijn keuze.
De belangrijkste oost-weststraten krijgen een vogelnaam in het meervoud:

  • MEEUWENKANT
  • PLEVIERENSTRAAT
  • BAARDMEZENSTRAAT.

De minder belangrijke noord-zuidverbindingen moeten het stellen met een enkelvoud:

  • RIETZANGERSTRAAT
  • ROERDOMPLAAN
  • KAREKIETSTRAAT

Bij de herinrichting van de vogelbuurt in 1999 is de Karekietstraat vervangen door e Karekiethof

In 2000 krijgt de straat met een complex zogeheten seniorenwoningen tussen de Roerdomplaan en de Cornelisz Dirkszstraat de naam REIGERSTRAAT, omdat de reiger net als het complex in hoogte boven zijn omgeving uitstijgt.

Veerplein

Huitema-Veerplein-EmmeloordCentraal het Veerplein.
Zo genoemd omdat er in de beginjaren nog geen brug over de Urkervaart was, maar een veer (pont)
Met aan het Veerplein de Volkswagen garage Huitema.

Huitema

Garage-Huitema

Garage Huitema aan het Veerplein

Nieuwe garage en vier tv’s voor het ziekenhuis

EMMELOORD — Een colonne van meer dan 200 Volkswagens reed zaterdag door Emmeloord en de PTT-drumband sloeg er lustig op los. Dit alles om luister bij te zetten aan de opening van de nieuwe moderne garage van de heer Huitema, bij velen bekend als ome Jaap, die op de uitnodiging tot bijwoning van de opening had vermeld, dat hij inplaats van cadeaus en bloemen graag geld zou ontvangen voor een fonds waaruit voor het dokter J. H. Jansen-ziekenhuis een televisie zou worden gekocht. Die actie is een klinkend succes geworden. Het personeel deed ƒ 500.— in het fonds, verder zorgden de relaties voor een televisie-toestel en daar kwamen nog drie overheen: een van de heer Huitema zelf, een van de Volkswagenimporteur van de NV Pon te Amersfoort en een van de Shell. De opening van de nieuwe garage werd verricht door de landdrost van de NOP ir. A. P. Minderhoud.

Airey woningen.

Begin jaren vijftig zijn er twee kleine groepen montagewoningen gebouwd in Emmeloord, ontworpen door Systeemwoning Mernavo Amsterdam.
In de Nijverheidsbuurt zijn 48 van deze ‘Airey’ montagebouwwoningen gebouwd en in de Vogelbuurt 64(!) stuks.
Betonnen gevelelementen, stalen ramen en , flauw hellende daken met mastiekbedekking zijn de kenmerkende elementen van deze woningen.

De wijk kreeg de bijnaam “Jeruzalem”


Airey-woningen is een type systeem- of montagebouw dat kort na de Tweede Wereldoorlog in Groot-Brittannië en Nederland op ruime schaal is toegepast. Deze geprefabriceerde woningen zijn genoemd naar de ontwerper, Sir Edwin Airey (1879-1955), ingenieur en directeur van W. Airey and Sons in Leeds.

In Nederland zijn ze gebouwd door de N.V. Nederlandse Maatschappij voor Volkshuisvesting (Nemavo) uit Amsterdam. Zogeheten “Nemavo-Airey”-woonblokken konden relatief snel gerealiseerd worden, met name dankzij de betonnen prefab-elementen.
Architect van de meeste Airey-woningen was Berghoef. Ook Zwiers en Klarenbeek hebben ontwerpen geleverd. (bron: wikipedia)

Het systeem bestond uit een skelet van beton en staal met buiten- en binnenbekleding van beton- en houtvezelplaat. De ramen en dakspanten zijn van staal, de kap is met hout beschoten en heeft een bitumineuze afdekking.

In Nederland zijn tussen 1949 en 1965 bijna tienduizend (9.975) Airey-woningen gebouwd, waarvan ruim de helft (5.393) in Amsterdam, de thuishaven van het systeem. Ongeveer de helft bestaat uit eengezinswoningen en het resterende deel in overgrote mate uit portieketagewoningen.[

In Emmeloord werden na de oorlog zes straten Airey woningen gebouwd, toen nog aan de rand van de stad gelegen. Rietzangerstraat, Karekietstraat, Roerdompstraat, Raamstraat, Houtstraat en Staalstraat. In de Nijverheidsbuurt werden er 48 gebouwd en in de Vogelbuurt 64 Tot de sloop waren beide wijken nog in nagenoeg ongewijzigde staat met stalen kozijnen/enkel glas en het ontbreken van moderne isolatie. In 1997 is de Vogelbuurt gesloopt en in 2000 volgde de Nijverheidsbuurt.

De Airey montagewoning

In 1946 kreeg de Nederlandse Maatschappij voor Volkshuisvesting (Nemavo) van het ministerie voor Wederopbouw en volkshuisvesting het verzoek na te gaan of zij in staat zou zijn een duizendtal woningen te bouwen in het zogenaamde ‘Airey’-systeem. De rechten van vervaardiging van huizen volgens deze constructiemethode waren door het ministerie in Engeland aangekocht.

Afgezien van de funderingen konden alle onderdelen in de fabriek klaargemaakt en op het werk ‘droog’ gemonteerd worden, ook door niet-bouwvakkers. Vooral dat laatste was belangrijk omdat er met het beschikbare aantal ambachtslieden maar 30 000 woningen per jaar gebouwd konden worden, terwijl er 60 à 70 000 nodig waren om de ergste woningnood op te lossen. Bovendien was bouwen met beton en staal stukken goedkoper dan met bakstenen en hout, zodat de voor woningbouw bestemde Marshallhulp efficiënt kon worden aangewend. Nadat het systeem op meerdere, zo niet alle onderdelen naar de Nederlandse situatie was ‘vertaald’, werd in september 1948 de eerste Nemavo-Airey montagewoning gerealiseerd. Uiteindelijk zijn er geen 1 000, maar rond de 5 700 Airey-woningen in Nederland gebouwd. “Het Airey-systeem bezit enkele kardinale kwaliteiten boven andere prefab-methoden”, schreef architect prof. ir. Berghoef in 1951 in het blad Forum. “De onderdelen zijn handzaam en kunnen door één man getransporteerd en gemonteerd worden, ze zijn verwisselbaar en kunnen op velerlei manieren samengevoegd worden. Daaruit resulteert dat men huizen in allerlei grootten en met vrije plattegronden kan bouwen.”

Berghoef wordt gerekend tot de ‘volgelingen’ van de architect en stedenbouwkundige M. Granpré Molière, spil van de ‘Delftse school’ en voor een groot gedeelte verantwoordelijk voor de inrichting van zowel de Wieringermeer als de Noordoostpolder. De traditionalistische Delftse school stond juist voor waarden als ‘duurzaamheid’ en verfoeide in principe het idee van industrialisatie van het bouwproces. Deze opvattingen staan lijnrecht tegenover de productiegewijze montagebouw. Toch werkte ook Berghoef mee aan de ontwikkeling van diverse montagebouwsystemen, waarvan in Nederland zo’n zestig verschillende typen werden geïntroduceerd. In hetzelfde artikel schrijft Berghoef inderdaad ervan overtuigd te zijn dat het ambachtelijke bouwen voor de ambachtsman èn de beschouwer van het resultaat betere kansen biedt het geluk te bevorderen. “Maar er bestaat op dit ogenblik een enorme materiële nood, de woningnood met heel zijn nasleep van geestelijke en morele ellende. Daartegen moet de prae-fabricatie (…) wel ingezet worden.”

“Het product verloochent zijn afkomst niet”, vervolgt Berghoef. “Zijn effect op de beschouwer en de bewoner moet wel ‘gelijkschakelend’ zijn.” Maar men kan het ook anders bekijken: “Wij wonen met zo velen in een klein land, dat enige zelfbeperking en beheersing dringend gewenst is. Enige uniformiteit, wat vereenvoudiging en reserve tegenover de naaste kunnen dan, ook in het exterieur van onze huizen, wel eens een zegen blijken”, echoën de jaren vijftig van het papier. Berghoef draait de redenering tenslotte helemaal om: het kon wel eens zo zijn, “dat de persoonlijkheid van de bewoner hier betere kansen tot ontplooiing krijgt dan in een huis dat door de architect ‘persoonlijk’ afgewerkt is.”

Bron: Dagblad Trouw 1997

Verdwijnende beelden van de Vogelwijk

Dagblad Trouw – 22 mei 1997

In de Vogelwijk in Emmeloord, gemeente Noordoostpolder, vechten de laatste aangeharkte tuintjes en keurig gelapte ramen tegen de oprukkende chaos en het verval. De betonnen ‘Airy’-montagebouwwoningen, in de jaren vijftig in snel tempo neergezet, worden begin 1998 afgebroken en vervangen door – duurdere – nieuwbouw. Eenzelfde blok huizen aan de andere kant van de Nagelerweg, de zogeheten Nijverheidsbuurt, gaat in het jaar 2 000 tegen de vlakte.

ANDREA BOSMAN
Betonnen gevelblokken, stalen ramen en flauw hellende daken. Van de zestig arbeiderswoningen in de Vogelwijk – de Rietzangerstraat, de Karekietstraat en de Roerdomplaan – zijn er momenteel nog een stuk of tien bewoond, hoofdzakelijk door ouderen. De rest van de huizen is met houten panelen dichtgespijkerd. Sommigen hebben de strijd met de woningbouwvereniging Noordoostpolder nog niet opgegeven, maar het lot lijkt onafwendbaar. Vorige week is de woningbouwvereniging alvast begonnen het groen rond de lege huizen te kappen. Het maakt het aanzicht van de wijk er niet vrolijker op. Het geluid van de kettingzaag snijdt door achtergebleven zielen. “Een rotkarwei”, verzekert een van de mannen die de klus moet klaren. Hij veegt met de rug van zijn hand het zweet van zijn voorhoofd in de warme mei-zon.

Meneer en mevrouw Adema kwamen in 1965 op de Roerdomplaan nummer 8. Er stonden nog bomen in het trottoir en kinderen, die kreeg je gewoon. Ze hadden een volkstuin, fietsten met kolen en aardappels over straat. Met de buren op nummer 6 konden de Adema’s niet zo opschieten, ruzies gingen over rozen en spiegelende windvanen. Op de zijkant van het huis schilderde Adema in acht centimeter hoge letters: ‘Ledigheid is des duivels oorkussen’.

Voormalige bewoners van de Vogelwijk noteerden de herinneringen van onder meer de familie Adema aan hun tijd in deze buurt. Over de vorige huurders van het huis, die kostgangers hadden gehad en over de pin-ups die derhalve nog aan de muur hingen. Over meneer Adema, die zelf ook ooit kostganger was geweest, in het laatste huis links in de Karekietstraat. In het weekend ging hij naar huis, naar Friesland. Er waren drie kostgangers, in het weekend sliepen er weer anderen in het bed. ‘s Avonds na het eten gingen ze naar de slaapkamer en daar zaten ze dan. Ze mochten wel in de huiskamer zitten maar daar zat een oude oma en die vonden ze niet zo smakelijk. De kostgangers smeerden brood op tafel, bordjes kregen ze niet.

Beeldend kunstenaar Willem Hoogeveen schilderde op enkele houten panelen onder meer een pin-up, een tafel met twee mannen met een boterham zonder bord voor hun neus, een fiets met uien, kolen en een schoffel achterop, een kale slaapkamer met een strak opgemaakt bed. De panelen en muurschilderingen van Hoogeveen en enkele andere beeldend kunstenaars uit de Noordoostpolder zijn niet bedoeld als ‘Hohe Kunst’. Het is een poging om de persoonlijke verhalen van de bewoners vast te leggen en te verbeelden. Het is een poging van een groep bewoners en ex-bewoners, een buurtopbouwwerker en een aantal kunstenaars om op “waardige en vrolijke” wijze afscheid te nemen van de huizen in de Vogelwijk, een van de oudste gedeelten van Emmeloord. De werkgroep ‘Een beeld van een wijk’ wil de aandacht vestigen op “een wijk die bijna vijftig jaar lang mede-bepalend is geweest voor de Emmeloordse gemeenschap.” En die nu zomaar verdwijnt.

De grote krulspelden, de aardappels die wegens ruimtegebrek in een gat in de vloer voor het toilet werden gestort, een bruidegom die zijn bruid over de drempel draagt, De postzegel met Beatrix, een kop koffie met een smerig melkvel: er stoppen legio fietsers en voetgangers bij de kleurige taferelen van kunstenaars op ladders met blikken verf, nog meer verhalen borrelen als vanzelf omhoog. Het gewenste effect van de panelen wordt ruimschoots gesorteerd.

Ooit verbeeldde Alex van Warmerdam op universeel Hollandse wijze in zijn film ‘De Noorderlingen’ de benauwende sfeer in een nieuwbouwwijk ‘ergens’ in Nederland tijdens de jaren van de wederopbouw, waar de slager nog grote, grijpgrage handen had, de buurvrouwen nieuwsgierig waren en de wereld alleen via de radio scheen binnen te komen. Beeldend kunstenaar Marijke Demoet, een van de drijvende krachten achter het project, zegt dat ze heel sterk aan die sfeer in ‘De Noorderlingen’ moet denken bij alle verhalen over vroeger die nu in de Vogelwijk naar boven komen. “Alles wat nu weggaat, herinnert aan die begintijd van de Noordoostpolder, aan de pioniers die uit Zeeland, Brabant, Friesland hierheen kwamen om een bestaan op te bouwen, het strenge selectiebeleid om hier toegelaten te worden, de strijd om het bestaan. Hoe banaal sommige verhalen ook mogen klinken, dat moet op de een of andere manier vastgelegd worden.”

Gerard op de Woerd woonde tot 1976 met twee zussen en een broer op de Roerdomplaan nummer 22. Iedereen wist alles van elkaar, de buurvrouw was ook een soort moeder. De kinderen gingen dagelijks naar de gevangenis in de Zeeasterstraat, klommen in het hek om te kijken wie er in zat. De familie Op de Woerd kreeg een Miele wasmachine, moe waste handdoeken voor twee cent per stuk voor kapper Majoor. Verder waren ze depot voor een wasserij in Kampen. Toen pa begin jaren vijftig bij de gemeente solliciteerde kwam er een vrouw van de gemeente kijken of het huis wel netjes en stofvrij was.

De tijden veranderden, en zo ook de samenstelling van de wijk. Mevrouw Raps uit de Karekietstraat weet nog goed hoe er door toedoen van een Urker visser op een gegeven moment wel drie ‘publieke vrouwen’ hun intrek in de straat hadden genomen. De eerste buitenlandse gezinnen arriveerden, zeker niet tot ieders tevredenheid. Voor de nieuwkomers zelf was het ook niet makkelijk. Meneer en mevrouw Park kwamen dertien jaar geleden met hun drie kinderen vanuit Suriname naar Nederland. Voor hun gevoel waren ze niet erg welkom in de wijk. Het cultuurverschil was groot. Nederlanders zetten een koektrommel op tafel, daar mag je er dan eentje van nemen. Als je dat niet weet wordt er raar naar je gekeken. De familie Park heeft een lichte heimwee naar het leven in Suriname en denkt erover misschien ooit weer terug te gaan. Kunstenaar Cor Sonke verbeeldde de komst van mensen uit andere culturen naar de wijk door twee panelen van een blonde Hollandse en een donkere, uitheemse vrouw. Toch zijn hun profielen vrijwel identiek. Alleen hoort bij de een ‘n bak friet, en bij de ander een bak rijst.

Vanaf begin mei is er aan de panelen gewerkt, ook door amateurs, oud-bewoners en kinderen. Zaterdagmiddag wordt het project afgesloten, in de geest van de buurt: sober, rustig, niet met een grote muziekband, misschien hooguit met een accordeonist ofzo, denkt de buurtopbouwwerker. De verhalen en herinneringen worden in een boekje gebundeld. De panelen blijven hangen tot de afbraak begint, daarna worden ze bewaard.

De Airy montagewoning

In 1946 kreeg de Nederlandse Maatschappij voor Volkshuisvesting (Nemavo) van het ministerie voor Wederopbouw en volkshuisvesting het verzoek na te gaan of zij in staat zou zijn een duizendtal woningen te bouwen in het zogenaamde ‘Airy’-systeem. De rechten van vervaardiging van huizen volgens deze constructiemethode waren door het ministerie in Engeland aangekocht.

Afgezien van de funderingen konden alle onderdelen in de fabriek klaargemaakt en op het werk ‘droog’ gemonteerd worden, ook door niet-bouwvakkers. Vooral dat laatste was belangrijk omdat er met het beschikbare aantal ambachtslieden maar 30 000 woningen per jaar gebouwd konden worden, terwijl er 60 à 70 000 nodig waren om de ergste woningnood op te lossen. Bovendien was bouwen met beton en staal stukken goedkoper dan met bakstenen en hout, zodat de voor woningbouw bestemde Marshallhulp efficiënt kon worden aangewend. Nadat het systeem op meerdere, zo niet alle onderdelen naar de Nederlandse situatie was ‘vertaald’, werd in september 1948 de eerste Nemavo-Airy montagewoning gerealiseerd. Uiteindelijk zijn er geen 1 000, maar rond de 5 700 Airy-woningen in Nederland gebouwd. “Het Airy-systeem bezit enkele cardinale kwaliteiten boven andere praefab-methoden”, schreef architect prof. ir. Berghoef in 1951 in het blad Forum. “De onderdelen zijn handzaam en kunnen door één man getransporteerd en gemonteerd worden, ze zijn verwisselbaar en kunnen op velerlei manieren samengevoegd worden. Daaruit resulteert dat men huizen in allerlei grootten en met vrije plattegronden kan bouwen.”

Berghoef wordt gerekend tot de ‘volgelingen’ van de architect en stedebouwkundige M. Granpré Molière, spil van de ‘Delftse school’ en voor een groot gedeelte verantwoordelijk voor de inrichting van zowel de Wieringermeer als de Noordoostpolder. De traditionalistische Delftse school stond juist voor waarden als ‘duurzaamheid’ en verfoeide in principe het idee van industrialisatie van het bouwproces. Deze opvattingen staan lijnrecht tegenover de productiegewijze montagebouw. Toch werkte ook Berghoef mee aan de ontwikkeling van diverse montagebouwsystemen, waarvan in Nederland zo’n zestig verschillende typen werden geïntroduceerd. In hetzelfde artikel schrijft Berghoef inderdaad ervan overtuigd te zijn dat het ambachtelijke bouwen voor de ambachtsman èn de beschouwer van het resultaat betere kansen biedt het geluk te bevorderen. “Maar er bestaat op dit ogenblik een enorme materiële nood, de woningnood met heel zijn nasleep van geestelijke en morele ellende. Daartegen moet de prae-fabricatie (…) wel ingezet worden.”

“Het product verloochent zijn afkomst niet”, vervolgt Berghoef. “Zijn effect op de beschouwer en de bewoner moet wel ‘gelijkschakelend’ zijn.” Maar men kan het ook anders bekijken: “Wij wonen met zo velen in een klein land, dat enige zelfbeperking en beheersing dringend gewenst is. Enige uniformiteit, wat vereenvoudiging en reserve tegenover de naaste kunnen dan, ook in het exterieur van onze huizen, wel eens een zegen blijken”, echoën de jaren vijftig van het papier. Berghoef draait de redenering tenslotte helemaal om: het kon wel eens zo zijn, “dat de persoonlijkheid van de bewoner hier betere kansen tot ontplooiing krijgt dan in een huis dat door de architect ‘persoonlijk’ afgewerkt is.”

De Airy-woningen in Emmeloord worden afgebroken. Weliswaar is de Noordoostpolder door de Rijksdienst voor de Monumentenzorg in zijn geheel aangewezen als een ‘gebied met bijzondere waarde’, als een een onmiskenbaar document van zijn tijd, maar dat betekent niet dat er geen woningen mogen worden afgebroken: Emmeloord staat sowieso aan de vooravond van een omvangrijke renovatie van de binnenstad. Op andere plekken in Nederland zijn er wel renovatieprojecten met Airy-woningen uitgevoerd, maar de woningbouwvereniging Noordoostpolder vond dat niet rendabel: de huren zullen dermate omhoog gaan dat de woningen niet meer aantrekkelijk zullen zijn.