D. de Waard
De student geologie D. de Waard was in de oorlog ondergedoken op Urk en zag als eerste het geologisch belang van het gebied
in. Na de oorlog werd er op aandringen van vooral P. van der Lijn, de nestor van de amateurgeologie in Nederland en de bekende natuurbeschermer Jac. P. Thijsse een reservaat van gemaakt en werd besloten om bij de aanleg van het Urkerbos het gedeelte waar de meeste stenen lagen niet te
beplanten.
Het was de DIRECTIE van de N.O. POLDER WERKEN die hem onder de dekmantel ‘karteerder’ in dienst nam en hem op deze manier liet ‘onderduiken’ in de Noordoostpolder. In het archief in Lelystad zijn geen lijsten te vinden van polderwerkers van het eerste uur. Zijn proefschrift verteld echter een compleet verhaal:
(Automatische tekstherkenning scan)
Gedurende de bezettingsjaren was het uiteraard onmogelijk om, zoals dat voor de oorlog gewoonte was, een buitenlands promotiegebied te bewerken. Mijn belangstelling ging bovendien uit naar het Nederlandse Pleistoceen. Toen in het voorjaar en de zomer van 1943 het verder studeren onmogelijk werd gemaakt en de DIRECTIE van de N.O. POLDER WERKEN genegen bleek te zijn mij van een pseudobetrekking te voorzien, schiep dit de mogelijkheid van de nood een deugd te maken. Vermoedelijk heeft de BODEMKUNDIGE DIENST van de N.O. POLDERWERKEN de draagwijdte niet overzien, zelf had ik dat althans zeker niet, van de opdracht die ik ontving toen ik als „karteerder” werd aangenomen, om „zwerf- stenen voor het ZUIDERZEEMUSEUM te verzamelen en een studie te maken van de keileem gebieden in de Noordoostpolder”. Deze publicatie is hiervan het resultaat.
De zomer van 1943 en 1944 en het najaar van 1945 karteerde ik in de polder. Gedurende de wintermaanden was ik gedetacheerd op het MINERALOGISCH-GEOLOGISCH INSTITUUT te Utrecht om de genomen monsters en de verzamelde stenen te onderzoeken en de veldgegevens uit te werken. Door detailstudie van de pleistocene delen kwamen toen bijzonder heden van verstrekkende aard voor de glaciale geologie van Nederland te voorschijn.
Steeds meer ga ik waarderen wat de BODEMKUNDIGE DIENST van de NOORDOOST POLDERWERKEN, in het bijzonder DR. IR. A. ZUUR, Voor mij heeft gedaan en op deze plaats wil ik allen, die aan de totstandkoming van dit eindresultaat hebben medegewerkt, dank zeggen voor de bijzondere wijze waarop men mij heeft geholpen.
Velen hebben medewerking verleend. Medekarteerders hielpen met gegevens, kaarten en vervoer. Het BODEMKUNDIO LABORATORIUM van de NOORDOOSTPOLDERWERKEN te Kampen analyseerde monsters. STAATSBOSBEHEER verschafte gedetailleerde topografische kaarten en oriëntatiemogelijkheden in het veld. ZUIDERZEEWERKEN hielp mij aan kaarten en boorpro. fielen. De gemeente Urk verschafte boorgegevens rondom Urk. DR. P. KRUIZINGA hielp mij met kalksteendeterminaties. Met de heer P. VAN DER LIJN wisselde ik van gedachten over kristallijne erratica. Met de heren G. H. LIgTERINK en K. VAN DER KLEY correspondeerde ik over zwerfsteentellingen. De heer A. W. TIt. A. BINNENDIJK, pharm.drs. onderzocht chemisch vele kelleemmonsters. DR. F. FLORSCHÜTZ verschafte mij gegevens over het pleistocene veen, de heer J. MULLER over het holocene veen. Wijlen PROF. DR. L. M. R. RUTTEN en DR. TH. RAVEN controleerden mijn kartering. De TOPOGRAFISCHE DIENST en de K.L.M. stonden luchtfoto’s ter reproductie af. De uitslaande kaarten en een deel der illustraties werden door de heer A. VAN DER ZWEEP getekend. En nog vele anderen gaven van hun belangstelling blijk Een woord van speciale dank is hier zijn plaats aan Prof. Dr. J. B. L. HOL voor de ……