BOUWSTIJLEN IN NEDERLAND
Bron: www.erfgoedbekeken.nl
Gotiek (1230 – 1560)
Kenmerken traditionalisme
Rond 1925 ontstaat het traditionalisme, waarbij plattelandsarchitectuur centraal staat. Het ontstaat als reactie op het functionalisme. Dus daken worden weer hellend in plaats van plat. En gebouwen weer van baksteen in plaats van beton. Kenmerkend zijn de eenvoudige vormen, de geslotenheid van de gevels, de zadeldaken en het gebruik van natuurlijke materialen (zoals baksteen, hout en steen). De stijl is veel toegepast bij woningbouw en boerderijen. Maar ook bij kerken, kloosters, raadhuizen en musea.
Delftse School LINK
De voorman van het traditionalisme was M.J. Granpré Molière, hoogleraar aan de Technische Hogeschool in Delft. Zo ontstaat de naam De Delftse School voor de bouwstijl. Granpré Molière heeft veel kritiek op de functionele, strakke Nieuwe Zakelijkheid waarbij historische invloeden uit den boze waren. De hoogleraar haalt fel uit naar deze stroming en pleitte voor architectuur die nederig is. Zijn inspiratie is de 18e-eeuwse plattelandsarchitectuur. Denk aan zware, nauwelijks versierde, bakstenen gebouwen.
Bossche School
Tijdens en na de Tweede Wereldoorlog wordt het traditionalisme vooral toegepast bij de wederopbouw buiten de grote steden. In het Zuiden ontstaat zo de variant Bossche School. In deze architectuur draait het om het creëren van besloten ruimten en om de onderlinge samenhang van de losse onderdelen. Hiervoor wordt alles op getalsmatige verhoudingen gebaseerd.
Shake-hands architectuur
In de jaren dertig worden naast houten kozijnen ook stalen ramen gebruikt in de traditionalistische bouw. Deze poging om oude vormen met moderne materialen te integreren, wordt aangeduid als: shake hands-architectuur. De term verwijst naar de toenadering van het vooruitstrevende kamp (het functionalisme) en het behoudende kamp (het traditionalisme).
Bron: www.erfgoedbekeken.nl