Urk

Bethelkerk

PKN Gereformeerde Kerk

Urk_Bethel_023

Algemene gegevens
Naam kerk: Bethelkerk
Genootschap: PKN Gereformeerde Kerk
Provincie: Flevoland
Gemeente: Urk
Plaats: Urk
Adres: Wijk 3 – 3
Postcode: 8321EK
Inventarisatienummer:
Jaar ingebruikname: 1851
Architect: Wijngaarden, A.T. van
Huidige bestemming: Kerk
Monument status: Rijksmonument 515906

Geschiedenis

Interessante neogotische kerk met torentje.

Het eerste kerkgebouw op deze plaats dateert van 1851. Het was een klein gebouw op de plaats, waar nu in de Bethelkerk het trouwhek en de ouderlingen- en diakenbanken zijn. In 1867 werd het kerkje vergroot. In 1885 werd het oudste gedeelte van 1851 afgebroken en vervangen door de “grote bak”, die er nu nog staat. Het gedeelte van 1867 bleef gespaard en is nog steeds in gebruik als consistorie en vergaderruimten. Oorspronkelijk werd de kerk nog geen “Bethelkerk” genoemd. In het begin sprak men over “de kark” en later “de geriffermaarde kark”. Als de Gereformeerde Kerk in 1947 het gebouw van Patrimonium koopt, en dit gebouw de naam “Noorderkerk” krijgt, wordt de Bethelkerk “Zuiderkerk” genoemd. Met de bouw van de Petrakerk midden jaren vijftig krijgt de Bethelkerk haar huidige naam.

De Bethelkerk, die ruim 1000 zitplaatsen telt, is in 1951 en 1981 gerestaureerd.

Orgel

Urk_Bethelk_002

De orgelkast en de oudste delen van het orgel dateren uit 1792. In dat jaar bouwt Abraham Meere een éénklaviersorgel voor de Rooms-Katholieke schuilkerk aan de Havenstraat in IJsselstein. Het instrument telt 13 registers. In 1887 wordt het orgel overgeplaatst naar de nieuwe neogothische basiliek. Uiteindelijk blijkt het orgel in de grotere ruimte niet te voldoen. De parochie laat een nieuw orgel bouwen en het Meere-orgel wordt verkocht aan de firmar Mart Vermeulen te Woerden. Deze breidt het orgel uit met een bovenwerk en vrij pedaal en plaats het in 1911 in de Bethelkerk. Restauraties van het orgel vinden plaats in 1951, door de firma J.C. Sanders & Zoon te Utrecht en in 1969 en 1987 door de firma Pels & van Leeuwen. Jammer genoeg wordt in 1969 bijna het gehele mechaniek en windvoorziening van Meere en Vermeulen vernieuwd. Overigens was de herkomst van het orgel op dat moment niet bekend. Pas in 1981, als het orgel vanwege de renovatie van het gebouw wordt gedemonteerd, ontdekt men de inscriptie “IJsselstein”. Als het orgel weer wordt opgebouwd, wordt het nog eens uitgebreid met drie stemmen.

De laatste jaren is de conditie van het orgel achteruit gegaan. De mechaniek van 1969 begon steeds meer gebreken te vertonen. Ontstemmingen waren het gevolg. Ook de nieuwe windvoorziening sloot niet aan bij het orgel, waardoor de klank ver verwijderd is van het oorspronkelijk zangerige karakter dat Meere voor ogen had. Stef Tuinstra wordt gevraagd als adviseur en hij schrijft in 2005 een uitvoerig restauratieplan.

Begin 2008 doet zich een unieke situatie voor. Het orgel van de Rooms-Katholieke kerk Heilige Johannes de Doper in Montfoort raakt overbodig. Dit orgel is welliswaar gebouwd in 1939, maar bevat nog pijpwerk uit het oude orgel. Dit orgel werd gebouwd door ….Abraham Meere. Onderzoek wijst uit dat het orgel nog 7 registers van Meere aanwezig zijn. Na contact te hebben gehad met het parochiebestuur kon tot overname worden overgegaan. Het restauratieplan wordt aangepast, nu een reconstructie naar Meere meer dan ooit mogelijk is.

In 2011 wordt de restauratie opgedragen aan Orgelmakerij Reil uit Heerde. In september van dat jaar zijn de werkzaamheden gestart. Op 1 juni 2013 is het gerestaureerde orgel weer in gebruik genomen.

  • (bron: folder Gereformeerde kerk Urk 2011)

In de media

Uit De Stentor d.d. 15 augustus 2011

Op maandag 12 september is het zover. Dan begint orgelmakerij Reil aan de restauratie. Het Meere-orgel wordt ontmanteld en overgebracht naar de werkplaats van Reil in Heerde. De werkzaamheden zullen duren tot voorjaar 2013. Het orgel is gemaakt voor een schuilkerk in IJsselstein en staat sinds 1910 in de Bethelkerk.

wikilogoBron : Reliwiki

Reliwiki is de belangrijkste Nederlandse database op het gebied van religieus erfgoed in Nederland en wordt mede mogelijk gemaakt door BOEi, Donatus Verzekeringen en Stichting Vrienden van BOEi.

Toren

Urk_Bethelkerk-8

In 1870 bouwt architect A.F. van Wijngaarden uit Medemblik het eerste torentje. In 1910 is dit vervangen door de huidige toren, die in 2000 is gerestaureerd. Hierbij heeft de toren ook weer galmgaten gekregen.

Klok

In het torentje van 1870 werd een scheepsbel gehangen met gering vermogen. Op zondag 2 oktober 1870 werd het klokje voor het eerst geluid. Dit klokje, dat tot 1981 op de zolder van de Bethelkerk stond, heeft een plaats gekregen in het museum. Toen in 1910 een nieuwe en hogere toren werd gebouwd, werd ook een zwaardere klok gekocht. Er stond op: “Gegoten door Gebr. Van Bergen, Midwolde. Ps. 48:10. O God, wij gedenken Uwe weldadigheid in het midden Uws tempels. 1816-1911”. Deze klok werd in 1943 door de Duitse bezetters gevorderd. In 1947 werd er een nieuw klok gegoten bij Petit en Fritsen te Aarle-Rixtel. Op deze klok kwam de volgende tekst te staan: “De oude ontnam ons de Duitse tyran A.D. 1943. Deze werd verkregen onder Godes zegen A.D. 1947. O God! Wij gedenken Uwer weldadigheid in het midden Uws tempels”. Toen deze klok uiteindelijk te zwaar bleek voor de toren is deze in 1955 overgebracht naar de toren van de Petrakerk. Gedurende enige tijd werd het gemis van een klok ondervangen door een geluidsinstallatie in de toren. Pas in 1982 kreeg de Bethelkerk weer een nieuwe en tevens zijn huidige klok. Deze bronzen klok weegt 563 kilogram en is gegoten bij de Kon. Klokkengieterij Petit en Fritsen te Aarle-Rixtel. Als randschrift is rond de klok aangebracht het nodigende bijbelwoord: “Kom! En die dorst heeft, kome; en die wil, neme het water des levens om niet” (Openbaringen 22:17). En dan zijn er verder nog twee inscripties. Aan de ene kant een tekst van Frans de Jong: “Deze klok, die hem hoort, roept ons toe: komt rond Gods Woord. Dat Woord wil richting geven naar het eeuwig Zalig leven”. Aan de andere kant staat een opschrift van Ede Bakker-Romkes: “Van deze klok komt het geluid: komt allen naar het bedehuis”.

Gevelstenen

Drie gevelstenen vertellen iets over de bouwgeschiedenis van de kerk. In de oostmuur bevindt zich een steen uit 1867. In de noordmuur twee stenen uit 1885, waarvan er één herinnert aan het gebouw van 1851.

Doopvont

bron: kerkfotografie.nl

Bij testamentaire beschikking vermaakte de heer L. Metz te Kampen een legaat van 500 gulden aan de Gereformeerde Kerk te Urk. In overleg met de familie Metz heeft de kerkenraad er in 1928 een zilveren doopvont voor aangeschaft. Schaal en deksel van keurig gedreven zilver zijn geplaatst op een met snijwerk voorzien eikenhouten voetstuk. Op de avond van zondag 30 december 1928 heeft professor Hoekstra uit Kampen het nieuwe doopvont bij de doopsbediening ingewijd. Het oude kleine doopvont van koper, dat aan de preekstoel was bevestigd, en de bijbehorende koperen kan, bevinden zich nu in het museum.

Botter

Het ophangen van een scheepje in de kerk is een zeer oude gewoonte. Meestal werden deze scheepjes geschonken door schippers die hun beschermheilige zo’n scheepje beloofden na een redding. Op Urk hangen in de protestantse kerken één of meer scheepsmodellen: typische Zuiderzee-vissersschepen zoals een botter of schokker. Ze zijn gericht naar Gods woord op de kansel. In de met zicht op de haven gelegen Bethelkerk hangt deze Noordzeeschokker: de UK-34. Het is net als het echte schip op spanten gebouwd en uitgevoerd met oog voor details zoals de boomkor (sleepnet). Visser Jelle Albertszoon Loosman (1842-1925) bouwde het model op achttienjarige leeftijd en schonk het in 1860 aan de Bethelkerk ter gelegenheid van zijn Openbare Geloofsbelijdenis. Een kerkschip, vissersschip, schuit, schokker UK 34, hangend spantmodel, lengte 80 cm, in de gereformeerde Bethelkerk op Urk.

foto: kerkfotografie.nl

Urk_-_Bethelkerk-1

Kansel

De kansel dateert van 1885 en het smeedwerk van het doophek is nog uit het eerste kerkje van 1851.
De kanselbijbel is een geschenk van ds. J. Nentjes en is op 21 oktober 1872 op de kansel gelegd.

Urk_-_Bethelkerk-2

Kroonluchters

In de Bethelkerk hangen sinds 1951 vier kroonluchters. Het geld hiervoor is door een bazar bijeengebracht.

Urk_-_Bethelkerk

Het ronde raam in de noordmuur

Tijdens de restauratie van 1951 zijn de drie boogramen in de noordmuur vervangen door een groot glas-in-lood-raam. Dit raam bevatte zes symbolen: bijbel en kruis, een brandend hart, een anker, een toren, een blaasinstrument (een soort hoorn) en een snaarinstrument (harp). In 2005 is dit raam vanwege de slechte staat vervangen door een raam dat gemaakt is door Geert Weerstand uit Urk. Het stelt Jezus voor, die na Zijn opstanding zit bij het meer, terwijl Petrus naar hem toeloopt.

Urk_Bethelkerk-4

Monumentomschrijving Rijksdienst

De met de voorgevel op het noorden (Wilhelminaplein) georiënteerde, gereformeerde KERK (Bethelkerk) is gebouwd in 1885 als vervanger van en op de plaats van haar voorganger die van 1851 dateerde. Van het eerste, in 1885 afgebroken kerkgebouw is nog het in 1867 aangebouwde gedeelte met consistorie en dakruiter met luidklok aanwezig. Het huidige gebouw verrees in een enigszins eclectische, aan de neogotiek verwante bouwstijl die karakteristiek is voor veel laat negentiende-eeuwse architectuur. Het eenbeukige godshuis is van het type zaalkerk en heeft geen toren. Het interieur en de inventaris van het als de Bethelkerk bekende gebouw zijn voor een belangrijk deel in de oorspronkelijke staat bewaard gebleven. Door een inwendige verbouwing in 1950-1951 werd de indeling van het gedeelte uit 1867 veranderd en kreeg het schoollokaal hierin de functie van vergaderzaal. Ook het voorportaal achter de hoofdingang en de plaatsing van de kerkbanken zijn toen gewijzigd. In 1981 vond restauratie en renovatie van de kerk plaats, waarbij de warmte-ïsolatie en de sanitaire voorzieningen werden verbeterd, de kleine vensterkozijnen in de voorgevel werden vervangen, de kap met asfalt-shingles werd gedekt en de zuidelijke uitbouw van nieuwe pannen werd voorzien. De loden bekleding van het torenvierkant werd net als de leien hierboven eveneens vernieuwd. De lage aanbouw aan de zuidwest zijde is een toevoeging en valt buiten de bescherming.

Van groot belang is het nog in grotendeels oorspronkelijke staat verkerende interieur met belangrijke delen van de inventaris.

De bescherming betreft zowel het kerkgebouw met bijbehorend 19de-eeuwse interieur en inventaris, de van 1867 daterende aanbouw en de orgelkas, het historische pijpwerk en de windladen.

Omschrijving

Het kerkgebouw is vanuit een rechthoekige plattegrond opgetrokken in schone baksteen (staand verband) met accenten van grijze steen en geel geschilderde details van zandsteen. Het gebouw staat onder een met zwarte sneldekpannen gedekt zadeldak. De symmetrische kopgevel is een uit drie geledingen bestaande tuitgevel. Deze bevat drie identieke, rechtgesloten entrees met opgeklampte, beslagen dubbele deuren binnen een eenvoudige omlijsting. Boven de buitenste entrees staan reeksen van drie eveneens rechtgesloten venstertjes onder rollaag met aan weerszijden een fries van muizetand. Centraal in de gevel staat een ijzeren rondlicht met kruisstenen. Het venster is ingevuld met deels gebrandschilderd (zes glazen) glas-in-lood en staat tussen een fries met muizetand. De gevel is voorzien van hoeklisenen met ezelsrug, waarop de zandstenen kraagstukken van de schouders rusten. De randen van de geveltop worden verlevendigd door klimmende reeksen uitgemetselde kruisen, rollagen en gevelbeëindigingen in de vorm van een deklijst met ezelsrug. De zes traveeën tellende zijgevels zijn identiek. Ze zijn voorzien van gietijzeren spitsboogvensters met gepleisterde aanzet- en sluitstenen, vorktraceringen en ronde tuimelraampjes. Ze staan tussen lisenen met halve ezelsruggen van grijze steen. Onder de vensters bevinden zich ronde, dichtgemetselde ventilatieopeningen en doorgetrokken onderdorpels van grijze steen en muizetand friezen, die eveneens te vinden zijn aan weerszijden van de boogaanzetten van de vensters. De brede gevelranden worden verlevendigd door lagen uitgemetselde, decoratieve steensverbanden. Het aanzien van de achterzijde van de kerk wordt voor een belangrijk deel bepaald door de van 1867 daterende uitbouw. De achtergevel van het hoofdvolume is aan weerszijden van de uitbouw voorzien van een venster als die in de zijgevel. De top van de gevel is vergelijkbaar met die van de voorgevel, op een onder de tuit geplaatst, getoogd gietijzeren venstertje na. De gevelrand is voorzien van gepleisterde invullingen tussen de uitgemetselde randen en wordt beëindigd door een geraapte ezelsrug. De oudere, vijfzijdige uitbouw heeft twee bouwlagen onder een kap die is gedekt met gesmoorde, verbeterde en opnieuw verbeterde hollandse pannen. De symmetrische achterzijde is gewijzigd op de begane grond en voorzien van afgesnoten hoeken, lisenen en drie diepliggende, gietijzeren spitboogvensters met vorktraceringen. Op de verdieping bevinden zich drie smallere spitsboogvensters. Een dergelijk venster bevindt zich tevens in de afgesnoten hoeken, die door middel van driehoekige verklimmingen zijn verbonden met de hoeken van de begane grond. De oostelijke gevel is links voorzien van een entreepartij met een opgeklampte, getoogde dubbele deur met hangwerk en een bovenlicht met roedenverdeling en kroonlijst op korbeeltjes. Rechts van de entree is de onderste bouwlaag gepleisterd. Rechts van de eerste liseen is ze voorzien van twee ijzeren spitsboogvensters met roeden en vorktraceringen. Rechts van de tweede liseen staat één spitsboogvenster. Op de verdieping, tussen de beide lisenen staan twee keer twee spitsboogvensters. Een enkel venster staat tussen de rechter liseen en het hoofdvolume van de kerk. De dakgoot rust op een uitgemetselde gevelrand. Het vierkante klokketorentje (dakruiter) met octogonale spits heeft een vierkante, met zinken schaliën en lood beklede onderbouw, alsmede galmgaten met driepas openingen onder een verlopende geprofileerde lijst. De steile spits is gedekt met zinken roeven en wordt bekroond door een weerhaan en een windvaan. In de zuidwestelijke binnenhoek staat een recente aanbouw onder schilddak.

Het eenbeukige inwendige van de kerk verkeert voor een belangrijk deel nog in oorspronkelijke staat. De kapconstructie wordt aan het oog onttrokken door een grotendeels gewelfd plafond. Het hoge middendeel van dit in zes compartimenten verdeelde houten plafond is segmentboogvormig. De lagere, platte zijkanten rusten op gesneden, aan halfkolommen met kapitelen bevestigde korbelen en liggen onder rechtstandige wandvlakken, waarin versierde ijzeren roosters zijn geplaatst. Deze wanden zijn met elkaar verbonden door trekstangen, die aan weerszijden zijn voorzien van doorhangende sierstijlen en gietijzeren wandbevestigingen.

De trekstangen zijn door middel van stangen verbonden met de snijpunten van de middengraat (langsrib) en de smalle gewelfribben. Aan de middelste van de trekstangen hangt een model van een Urker vissersboot. De kerk is aan de noord-, oost- en westkant voorzien van galerijen met houten balustrades, die zijn voorzien van panelen met geprofileerde randen en een eveneens geprofileerde onderlijst. De galerijen rusten op gietijzeren zuiltjes met kapitelen; vijf aan de lange zijden en twee aan de korte noordzijde. Tegen het midden van de zuidelijke binnenmuur van de kerkruimte staan de preekstoel en het kerkorgel met waarschijnlijk halverwege de negentiende eeuw vervaardigde orgelkas. Tweeklaviers mechanisch orgel, gemaakt door A. Meere in 1792, uitgebreid en in Urk geplaatst door M. Vermeulen in 1910. Alleen de orgelkas, het historische pijpwerk en de windladen vallen onder de bescherming. De originele, in een liggende ellipsboogvormige nis staande, in 1885 voor de kerk vervaardigde preekstoel staat op een vierkante kolom. De vijfzijdige kuip met ronde hoekkolommen en een deur is aan beide zijden bereikbaar via een trap. Het zware, geprofileerde baldakijn vormt tevens de frontvoet van het in 1910 geplaatste, van elders afkomstige orgel. Het zevenledige orgelfront rust tevens op twee zware, houten consoles met bladmotieven. Het orgel is voorzien van met muziekinstrumenten versierde vleugelstukken en een verspringend orgeldak met zwaar geprofileerde kappen op de zeven fronttorens. Deze worden bekroond door musicerende engelen. De centrale toren is voorzien van een harp spelende Koning David. In de muren aan weerszijden van de preekstoel staat een omlijste deur. Midden voor de preekstoel staat een in uit 1851 daterend doophek met katheder. De oorspronkelijke ruimteïndeling in de van 1867 daterende uitbouw van de kerk is met de verbouwing in 1950-1951 gewijzigd. De kerkbanken zijn in dat zelfde jaar vervangen en ook de opstelling ervan is toen veranderd, evenals het ingangsportaal en de ruimtes aan weerszijden. Waardering

Het kerkgebouw is van algemeen belang vanwege de cultuurhistorische, architectuurhistorische en stedenbouwkundige waarde.

  • Het markante kerkgebouw heeft cultuurhistorische waarde als een bijzondere uitdrukking van het geestelijk leven van de Urker bevolking in de negentiende eeuw.
  • De kerk is van architectuurhistorisch belang vanwege de voor de bouwtijd karakteristieke vormgeving en de aanwezigheid van een belangrijk deel van het oorspronkelijke interieur.
  • De kerk heeft grote stedebouwkundige waarde als een belangrijk, beeldbepalend onderdeel van de bebouwing aan het Wilhelminaplein.
  • De kerk is bovendien van belang vanwege de herkenbaarheid en de grote mate van gaafheid van het exterieur en delen van het interieur.

wikilogoBron : Reliwiki

Reliwiki is de belangrijkste Nederlandse database op het gebied van religieus erfgoed in Nederland en wordt mede mogelijk gemaakt door BOEi, Donatus Verzekeringen en Stichting Vrienden van BOEi.

Bronvermelding: “De Bethelkerk van Urk”, deel II van Urker Uitgaven, 1982
Archief Gereformeerde Kerk te Urk
Weerstand, Klaas en Auke (1982) ‘De Bethelkerk van Urk 1851-1981’. Urk: Stichting Urker Uitgaven.

0 antwoorden

Plaats een reactie (naam E-mail en Site niet verplicht)

Meepraten?
Draag gerust bij!

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *