In de Noordoostpolder is naar ieder dorp een vaart aangelegd.
Die vaarten waren bedoeld voor de waterhuishouding en voor het transport over water van suikerbieten, graan en aardappels.
Boeren vervoerden de oogst met trekker en wagen naar de loswal.
De volle kar werd eerst gewogen op de weegbrug die u een eindje verderop ziet.
Vervolgens werd de wagen achteruitrijdend de brug op gereden en gelost in een binnenvaartschip.
Daarna werd de lege kar opnieuw gewogen zodat ‘de tarra” bekend was.
Ieder dorp lag aan een vaart en had een loswal. Alleen in Kraggenburg kwam de vaart niet tot in het dorp, maar tot de overkant van de weg.
Er zijn nog bietenbruggen in Emmeloord, Ramspol, Marknesse en Kraggenburg.
De bruggen in Creil, Rutten, Luttelgeest en de Zuiderkade in Emmeloord zijn verdwenen.
Omdat het binnenvaartschip in de vaart moest kunnen keren, zag je nabij de loswal ook vaak een zwaaikom.
De kar achteruitrijdend de smalle en glibberige brug op sturen vergde een zekere bekwaamheid.
Ging het mis ? Dan ging je ‘de bietenbrug op !’