Nederlands Onderduikers Paradijs (N.O.P.)
Het Zuiderzeeplan was uit de jaren ’30, het droogleggen van de Noordoostpolder viel midden in de tweede wereldoorlog.
De Duitse bezetters had het hier voor het zeggen.
Toch toonde zij veel ontzag en interesse in dit project. En natuurlijk lonkte de grote graanschuur voor het grote derde rijk.
De werkzaamheden werden daarom gedoogd. Onder strenge voorwaarden werd de polder ontgonnen en klaargemaakt voor landbouw.
Landarbeiders kwamen uit heel het land. De Duitse bezetter verplichtte gezonde Nederlandse mannen om in Duitsland te gaan werken, de Arbeitseinsatz. Voor arbeiders die in de polder het zware werk aan de schop wilde verrichten werd een uitzondering gemaakt.
Natuurlijk kreeg de bezetter wel in de gaten dat er flink misbruik van deze situatie werd gemaakt en dat mensen het werk in de polder verkozen om zich te onttrekken aan deportatie. Ze knepen een oogje toe. Ze vonden dit moerasachtige gebied overigens toch veel te onherbergzaam.
Het zat in de Noord Oost Polder (N.O.P.) na verloop van tijd zo vol met onderduikers, dat het de bijnaam Nederlands Onderduikers Paradijs kreeg. (Ook wel Niet Over Praten)
Dit duurde tot november 1944. De Duitsers merkten dat geallieerden steeds verder oprukten en kregen het benauwd.
En toen er gefluisterd werd over wapendroppings door de Engelsen in de Noordoostpolder ging het verkeerd.
Een razzia volgde. Veel arbeiders werden bij elkaar gedreven en via Vollenhove naar Duitsland vervoerd.
De meesten kwamen pas na de bevrijding – 5 mei 1945 – weer terug.
Razzia
Op 17 november 1944 omsingelden 4000 Duitse soldaten de polder, traden binnen en hielden zo’n 1700 mannen aan. Het grootste deel van hen is als dwangarbeider naar Duitsland gestuurd.
De mannen werden te voet via Vollenhove naar Meppel vervoerd en daar met treinen naar Duitsland gebracht om er te werken in de oorlogsindustrie.
Bekijk hier filmpjes met de persoonlijke verhalen van overlevenden van de razzia op 17 november 1944.
Flipje Tiel.
Ook al was het werk aan de schop ontzettend zwaar, er was animo genoeg. Alles was beter dan naar Duitsland gestuurd te worden.
Soms meldde zich iemand die nog nooit een schop in zijn handen had gehad. Zo iemand was Henk Rotgans. Maar hij kon wel heel mooi tekenen. (onder andere Flipje Tiel) En bij gebrek aan fotografie vroeg het bestuur hem situatieschetsen te maken. Overdag ging hij met zijn schetsboek de vlakte op om vervolgens deze schetsen (in aquarel) uit te werken.