Bijna zestig jaar verstofte het aandenken op de zolder van het voormalig gemeentehuis.
Sinds kort is het weer te bewonderen: de vergeten gedenksteen die de gemeente Elten in 1968 aan Urk schonk.
Wat is het verhaal achter deze bijzondere steen?
Door Lucia de Vries
Daarvoor moeten we terug naar 1967. In de aanloop naar ‘1000 jaar Urk’ zoeken onderwijzer Tromp de Vries en dorpshistoricus Albert van Urk naar tastbare herinneringen aan het prille begin. Dat dateert van 968, toen Keizer Otto I een deel van Urk aan de Benedictijnerabdij Sint Vitus in Elten schonk. Deze abdij was een stift, een klooster voor adellijke jonkvrouwen met vergaande ‘hoog-heerlijke’ rechten.
De Vries en Van Urk komen er al snel achter dat het stift grotendeels is verdwenen. In 1832 werden de abdijgebouwen verkocht. Maar de voormalige Stiftskerk en drie andere gebouwen blijken de tand des tijds te hebben doorleefd. Sterker nog, op 2 september 1967 zal de in de Tweede Wereldoorlog gehavende kerk opnieuw worden ingewijd en haar 1000-jarig bestaan worden gevierd.
Het tweetal gooit een balletje op bij het Urker gemeentebestuur. Al snel ligt er een plan op tafel: een officiële delegatie zal samen met Visserskoor Crescendo de herdenking bijwonen.
Kalvinistische Bibel
Op 2 september wordt de Urker delegatie warm ontvangen door de Eltense burgemeester Walter Hövelmann. Tijdens de middagviering in de St. Vituskerk zitten de Urkers met de neus vooraan, direct achter de kerkelijke hoogwaardigheidsbekleders. Burgemeester Klaas Bossenbroek is niet met lege handen gekomen. “We willen de Stiftskerk het beste dat Urk kent overhandigen: een bijbel,” zegt hij als hij een ‘kalvinistische Bibel’, een Statenbijbel, aan de bisschop van Münster, Dr. Höffner, overhandigt. Bossenbroek benadrukt ook dat grenscontacten ‘het hart moeten aanspreken en bewegen’ en dat wereldvrede alleen tot stand komt door God lief te hebben boven alles.
De bisschop benadrukt op zijn beurt het ‘gemeinsamen Christusglauben’ van calvinisten en katholieken. De nadruk op vrede past bij het feit dat Elten nog maar enkele jaren opnieuw Duits grondgebied is. Na de oorlog werd het dorp tijdelijk bij Nederland gevoegd, als compensatie voor geleden oorlogsschade.
De bijdrage van mannenkoor Crescendo wordt zeer op prijs gesteld. Philips legt het optreden vast op een langspeelplaat, waarop ook de kerkklokken, het Ettens Mannenkoor, de Ulftse Nachtegalen en de gesproken geschiedenis van de St. Vitus kunnen worden beluisterd.
Diezelfde week blikt burgemeester Bossenbroek in Het Urkerland terug op de bijzondere dag. Hij waardeerde de warme ontvangst, maar de wijding van het altaar kon hem niet bekoren: “Door allerlei cultische handelingen werd het altaar een sacraal symbool. Het is verdrietig dat onze roomse vrienden in dit opzicht zo geheel anders denken dan wij.”
Bron en meer info: Urkeruitgaven.nl
Urk, Emmeloord en Elten
De geschiedenis van de eilanden in het midden van de Zuiderzee was ouder en voornamer dan die van de Stad Amsterdam die in 1660 eigenaar werd.
Keizer Otto I de stichter van het Middeleeuwse Europa stond als Keizer ook aan de wieg van de geschiedenis van Urk.
Op 29 juni van het jaar 968 zegelde de Keizer van het Heilige Roomse Rijk, in zijn paleis te Pistoia in Toscane, de oorkonde waarbij hij het keizerlijke leen ”de helft van Urck in Pago Salland” in eigendom overdroeg de Abdij van Elten.
De andere helft van het Keizerlijke domein was twee jaar eerder in 966 in leen gegeven aan het Benedictijnerklooster St. Pantaleon in Keulen.
Met de schenking van de Keizer aan de Abdij van Elten begon in bestuurlijk opzicht de geschiedenis van Urk en Emmeloord.
Een bestuurstraditie derhalve tot op de huidige dag!
In 1280 droeg Abdis Goedele of Godelinde van Elten in eeuwigdurende erfpacht haar Soevereine Rechten over Urk en Naardingerland over aan Floris V de Graaf van Holland.
Jaarlijks moest hiervoor aan de Abdij van Elten 25 Utrechtse ponden worden betaald. Voor de heerlijkheid Urk en Emmeloord werd later een bedrag aangehouden van 4 1/2 Franse Kroon. Jaarlijks te betalen op St. Maartensavond (tien november).
Wee degene die niet betaalde tot aan het Hof van de Paus in Rome werden deze kerkelijke Eltense rechten geclaimd. Wie niet betaalde kon de Pauselijke Ban vrezen!
Voor het laatst in 1806 werden door de Domeinen van Holland deze cijnsgelden aan de Abdij van Elten betaald. Napoleon maakte in dat jaar een einde aan Het Heilige Roomse Rijk en aan het systeem van de Kerkelijke Rijksgoederen.
De laatste binding tussen Urk en Emmeloord en de Abdij van Elten, maar ook met de Keizer van het Heilige Roomse Rijk als hoogste Leenheer, kwam toen pas tot een einde
Bron: Een Hoge Heerlijkheid – Klaas de Vries – tijdschrift Rondom Schokland




